Ingrijpen

HET CANADESE VN-bataljon dat zes weken geleden vanuit Kroatie naar Sarajevo trok om er het vliegveld te beschermen, stuitte al snel op Servische versperringen, ondanks eerdere toezeggingen van vrije doorgang. Op honderdtwintig kilometer van Sarajevo hield het bij zo'n versperring een hele nacht halt. De volgende ochtend weigerde de inmiddels nuchter geworden plaatselijke Servische commandant het bataljon opnieuw de doortocht. De bevelvoerende Canadese officier nam dat niet.

Hij liet zijn troepen en pantserwagens gevechtstellingen innemen en gaf de Serviers een half uur om de blokkade ongedaan te maken. Toen dezen daarop versterkingen aanvoerden, verkortte hij het ultimatum tot vijf minuten en liet zijn pantserwagens voorwaarts gaan. De Serviers weken.



De Canadese kolonel kreeg voor zijn doortastendheid lof van generaal MacKenzie, de VN-bevelhebber in Sarajevo. Maar strikt genomem was hij zijn boekje ver te buiten gegaan. Eigenlijk hadden de VN-troepen niets anders mogen doen dan lijdzaam afwachten of en wanneer de Servische militie hen door had willen laten.

De discussie over de voor- en nadelen van 'militaire interventie' in Bosnie-Hercegovina heeft zich ook in Nederland in eerste instantie wel erg sterk toegespitst op de juridische en volkenrechtelijke aspecten. In veel mindere mate kwamen politieke en militair-technische kanten aan bod.

Aan militair ingrijpen, van welke aard ook, kleven grote bezwaren, daar heb ik in eerdere artikelen geen geheim van gemaakt. Maar die oorlog op zijn beloop laten, is geen oplossing. Dat loopt uit op een veel erger conflict, een complete Derde Balkanoorlog die niet tot de Balkan beperkt zal blijven.

De hierboven beschreven confrontatie tussen de Canadese VNtroepen en Serviers is het mooiste model voor militair ingrijpen door de Verenigde Naties. Voor het eerst in deze oorlog geconfronteerd met geoefende en goed bewapende militairen, verschrompelt de Servische agressie. Zo zou het kunnen gebeuren.

Militair ingrijpen is nu onvermijdelijk geworden, op grond van de ontsteltenis die televisiebeelden van Servische 'gevangenkampen' wereldwijd hebben veroorzaakt.

Op zichzelf is dat toch een deprimerend gegeven. Uiterlijk vanaf de volledige vernietiging van de stad Vukovar en de verdrijving van zijn Kroatische bevolking, al bijna een jaar geleden, had iedereen moeten weten wat de Servische politiek behelst. Pas toevallige televisiebeelden dwingen de politici uiteindelijk tot optreden, of althans het maken van bewegingen die daarop lijken.

De Anne Frank-stichting kan de generaties van na 1940 nu tenminste wat gemakkelijker uitleggen waarom de 'beschaafde naties' in de jaren dertig en daarna de ogen sloten voor de vervolging van mensen op grond van hun afkomst of hun godsdienst.

Het lijkt erop dat nu gekozen wordt voor een beperkte militaire inzet: de bescherming van voedselkonvooien over land naar de belegerde steden in Bosnie. Het is niet duidelijk wat die die 'bescherming' militair-technisch inhoudt. Nog minder wat er eigenlijk het politieke doel van is - behalve dan het sussen van de publieke opinie in het Westen.

Zo'n beperkte militaire inzet dreigt op twee manieren het conflict te verergeren.

In de eerste plaats leidt het tot een geleidelijke, maar ondoordachte escalatie van de oorlog. Servische aanvallen op VN-konvooien en de slachtoffers die daarbij vallen dwingen tot tegenaanvallen met hardere middelen - of tot een schamele aftocht. Zo'n escalatie zonder duidelijk politiek doel voert nu precies in het moeras waarvoor iedereen zo bang is.

Maar slaagt zo'n inzet wel, wat is er dan mee gewonnen? Een paar steden in Bosnie worden dan voor de hongerdood behoed. Dat is alles. De etnisch-religieuze Ausrottungspolitik van de Serviers wordt er precies een strobreed, en meer ook niet, door in de weg gelegd.

Militair ingrijpen heeft alleen zin als dat is gericht op uitschakeling van het huidige regime in Belgrado en zijn trawanten in Kroatie en Bosnie.

Ik wil de politieke en militaire bezwaren daartegen niet kleineren, maar ik vind wel dat ze nu te zeer overschat worden. Een groot deel van de Servische bevolking staat niet achter de veroveringsoorlog van Milosevic, ondanks de angstaanjagende Servische propaganda. Anders zou hij niet zo hoeven te knoeien met verkiezingen.

Het voormalige Joegoslavische leger dat in Bosnie vecht, is gedemoraliseerd. Evenmin als de lokale milities is het opgeleid voor een guerilla, waar in de westerse pers zoveel ophef over wordt gemaakt. Die lokale milities zijn ongedisciplineerd en ongeoefend, volgens alle berichten van ooggetuigen; ze zijn dronken of brooddronken en alleen maar helden tegen weerloze mensen.

De vergelijking met Tito's partizanen slaat nergens op. Toen ging het erom dat plaatselijke strijders, steunend op de bevolking, zich te weer stelden tegen Duitse en Italiaanse bezetters. Zonder Britse en Sovjetrussische hulp waren zij niet overeind gebleven.

In het huidige Bosnie gaat het om Serviers die de plaatselijke bevolking verjagen, zelf als bezetter optreden en daarmee de basis ondermijnen voor een succesvolle guerilla tegen VN-troepen, die juist voor die bevolking strijden.

De militaire capaciteit van de Serviers mag niet onderschat worden. Op het moment wordt zij echter overschat.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
12-08-1992

« Terug naar het overzicht