Keerpunt '98
AFGELOPEN ZATERDAG lanceerden Jos de Beus, Paul Kalma en Paul Scheffer, nog wel op de opiniepagina van het jubilerende NRC Handelsblad, de gedachte tot een samenwerkingsverband van GroenLinks, PvdA en D66 te komen. Nieuw is dit voorstel niet. Het is de afgelopen jaren, steeds met een pauze van ongeveer twee jaar, keer op keer geopperd, zij het nog niet eerder door dit driemanschap, wel door afzonderlijke leden ervan. De laatste keer was het Kalma, die in het slothoofdstuk van Honderd jaar sociaal-democratie in Nederland 1894-1994 opriep tot vorming van een 'progressieve volkspartij' waarin D66, PvdA en GroenLinks zouden moeten opgaan.
Deze appels hebben in het verleden eigenlijk nooit veel weerklank gevonden en als ik afga op de eerste reacties die de nieuwste versie ervan heeft uitgelokt, zal dat ook nu het geval zijn. De 'progressieve volkspartij' of elke variant daarop lijkt gedoemd een discussiethema te blijven voor een incidentele bijeenkomst in de hoofdstedelijke Balie, of het stro te vormen voor een vuurtje op de opiniepagina's van dag- en weekbladen. Dan is het weer over.
Hoe komt dat? De eenvoudigste verklaring dringt zich op als men kijkt naar degenen die met voorstellen van deze aard komen. Het zijn altijd PvdA-leden uit het intellectuele circuit, leden dus van een partij die zich al jarenlang in een verliezerspositie bevindt. Waarschijnlijk zou het gehoor dat zo'n manifest vindt, wat groter zijn als het mede door coryfeeen van GroenLinks en D66 was opgesteld.
Maar dan toch zouden andere bezwaren blijven klinken. Het eerste is natuurlijk: wat voor voordeel biedt zo'n samenwerkingsverband? Daarop worden door het triumviraat verschillende antwoorden gegeven. Het eerste is dat we de laatste kwart eeuw in het bedrijfsleven, de media en de politiek overal fusies zien. 'Het is fusietijd,' moet De Beus het op de televisie hebben samengevat. Dit is een onzinnig argument, zelfs als men zou willen vergeten dat de twee voorbeelden uit deze periode van politieke fusies in Nederland, het CDA en GroenLinks, op dit moment allesbehalve geslaagde en inspirerende voorbeelden mogen heten.
Het tweede antwoord luidt dat 'de PvdA, D66 en GroenLinks er niet aan zullen ontkomen om samenwerking te zoeken'. Als deze stelling juist is, zou het overbodig zijn een artikel te schrijven om ze daartoe op te roepen.
Vervolgens het derde antwoord: de programma's van deze partijen ontlopen elkaar niet zoveel. Hierbij passen enkele kanttekeningen.
In de eerste plaats geldt dit tot op zekere hoogte voor de programma's van alle grote Nederlandse partijen. Het nieuwe samenwerkingsverband zou volgens de schrijvers van het artikel een mooie synergie opleveren dankzij de inbreng van D66 ('culturele openheid'), PvdA ('sociale rechtvaardigheid') en GroenLinks ('ecologische duurzaamheid'). Als dat zo is, zou er dan niet een nog mooier en evenwichtiger samenwerkingsverband tot stand komen als ook de VVD ('economische dynamiek') en het CDA ('bescherming van de leefwereld') eraan zouden deelnemen?
In de tweede plaats bestaat de identiteit van politieke partijen maar zeer ten dele uit de programma's die zij de kiezer voorleggen. Anders zou (zoals Paul Kalma met zoveel woorden in zijn behartigenswaardige nota De wonderbaarlijke terugkeer van de solidariteit duidelijk heeft gemaakt) de PvdA geen deel uitmaken van een regering met het huidige regeerakkoord.
Het vierde antwoord geeft het triumviraat uitdrukkelijk niet. Het is het antwoord dat aan de basis lag van twee eerdere pogingen democratisch links politiek-organisatorisch te verenigen. Dat waren de Doorbraak, die in 1945 leidde tot de oprichting van de PvdA, als fusie van SDAP, Vrijzinnig Democraten en groeperingen van hervormingsgezinde protestanten en katholieken; en de begin jaren zeventig voorgenomen fusie van PvdA, PPR en D66 tot Progressieve Volkspartij. (Ik ben nog altijd tevreden met het kleine wapenfeit, dat ik op het PvdA-congres in 1973 succesvol een voorstel verdedigde om die fusie maar niet te laten doorgaan.)
In beide gevallen had de fusie een uitgesproken machtspolitiek doel: de vorming van een parlementaire meerderheid. De altijd behoedzame Drees sprak op het oprichtingscongres van de PvdA over de nieuwe partij als geroepen om 'de leidende kracht in onze staatkunde' te worden, en dat bedoelde hij toen niet in ideeen, maar in kiezersmacht. En de vorming van de Progressieve Volkspartij stond geheel en al in het teken van de tweedeling in de Nederlandse politiek, die naarstig door geheel links werd gezocht. (Met de optimistische schatting dat deze meestal, of tenminste een keer een linkse meerderheid zou opleveren.)
Het triumviraat wijst echter nadrukkelijk de gedachte van meerderheidsvorming en politieke tweedeling van de hand. Dat komt mij realistisch voor, maar een versterking van hun positie levert dit bepaald niet op.
Dat geldt al helemaal niet voor het praktische voorstel waar hun betoog in uitmondt: de drie partijen moeten voor de volgende verkiezingen een gezamenlijk 'minimumprogramma' formuleren, 'onder handhaving van eigen programma's en kandidatenlijsten'. Wie echter een 'minimumprogramma' presenteert kan de rest wel weggooien. Dit recept zou de terugkeer van het CDA in het centrum van de politiek opleveren en D66 electoraal laten leegzuigen door de VVD. Geen wonder dat Bolkestein tot nu toe de enige is die zich enthousiast heeft getoond over dit voorstel voor een Keerpunt '98.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 04-10-1995