Kennis van zaken

ZIJN MINACHTING voor de maatschappelijke prestaties van de Leidse universiteit onderbouwde Morris Tabaksblat, de president-directeur van Unilever, vorig jaar met een tekenend argument: bij zijn multinational was geen enkele Leidse econoom in dienst. Zijn Leidse gehoor toonde zich niet erg onder de indruk van de spreker. Dit had minder te maken met twijfel aan de wijsheid van het aanstellingsbeleid van de zeep- en ijsfabrikant, dan met het feit dat de Rijksuniversiteit te Leiden geen opleiding in de economie kent en er dus ook geen Leidse economen bestaan.

Zo maakte het optreden van Tabaksblat op onbedoelde wijze de kloof tussen bedrijfsleven en academie zichtbaar. Zijn misser viel tenslotte niet uit de lucht. Zo'n bovenbaas komt niet onvoorbereid naar een discussiebijeenkomst over universiteit en bedrijfsleven. Voorlichters en uitzoekers hebben een dossier voor hem gemaakt, waarin staat wat hij moet weten en wat hij wil zeggen. Alle benoemingen van Nederlandse academici in het immense concern hebben zij nagelopen om Tabaksblat van een dodelijk argument te voorzien. Maar uitzoeken of er in Leiden wel economie kan worden gestudeerd, daar was niet aan gedacht.

Een klein jaar later is Tabaksblat de enige topondernemer in Nederland die niet is benoemd in een van de nieuwe raden van toezicht van de openbare universiteiten in Nederland. Wie van sprookjes houdt, wil geloven dat dit de straf is voor zijn arrogante misser van destijds. In werkelijkheid zal de president-directeur van Unilever ook wel gevraagd zijn, maar om hem moverende redenen hebben geweigerd. Misschien omdat hij het te druk heeft met het leiden van zijn bedrijf. De anderen niet. C. Boonstra, voorzitter van de raad van bestuur van de NV Philips, C. Herkstroter, president-directeur van de Koninklijke Shell, J. van Dijk, vice-president van de raad van bestuur van Sara Lee-Douwe Egberts, E. Nijpels, president-directeur van het verzekeringsconcern De Twaalf Provincien en nog dertien andere topmanagers uit het bedrijfsleven hebben allemaal tien dagen per jaar beschikbaar om toezicht te gaan uitoefenen op de universiteiten.

Dat is op zichzelf al opmerkelijk. Dit zijn immers geen commissarissen van de koningin, een functie waarvan het werk tegen elf uur 's ochtends gedaan kan zijn, volgens oud-commissaris Wiegel, en die daarom tot het verzamelen van bijbaantjes uitnodigt. Maar hoe is het mogelijk dat zulke topindustrielen de tijd kunnen vrij maken (en het geld - of worden zij er ook nog voor betaald?) om tenminste twee weken per jaar op het reilen en zeilen van universiteiten toe te zien?

En wat maakt juist deze categorie in de ogen van de minister - want die heeft ze benoemd - zo bij uitstek geschikt om te oordelen over jaarverslag, begroting, instellingsplan en 'strategische beslissingen' van een universiteit, alsmede over benoeming en ontslag van de colleges van bestuur?

Universiteiten zijn geen bedrijven, maar instellingen voor wetenschappelijk onderwijs en onderzoek. Men zou verwachten dat dit bij de samenstelling van raden van toezicht zwaar zou wegen, maar van de nu bekende namen telt eigenlijk oud-minister Kooijmans (nu rechter bij het internationaal gerechtshof) mee als iemand van wetenschappelijk gezag, die daarnaast over grote bestuurlijke ervaring beschikt. Hij is bovendien een van de weinige leden van de nieuwe raden van toezicht die niet functionaris van een grote onderneming of organisatie is, maar werkelijk onafhankelijk. De anderen zitten er namens hun organisatie.

Ik denk niet dat Boonstra in het weekend met zijn zakjapanner de begrotingsopstelling van de Technische Universiteit Eindhoven zal nalopen. Voor dat soort dingen heeft hij zijn mensen, net als Tabaksblat. Het Nat Lab van Philips, ooit een van de voornaamste research-instituten ter wereld, wordt steeds meer gedwongen zich tot praktische toepassingen op korte termijn te beperken, om op die wijze de aandeelhouder waar voor zijn geld te geven. Philips heeft met andere woorden rechtstreekse belangen bij de 'strategische plannen' van de TU Eindhoven. Dat geldt in meerdere of mindere mate bij andere universiteiten eveneens voor de grote ondernemingen en instituties waarvan topmanagers nu in de raden van toezicht zijn benoemd.

Op zijn minst is hier sprake van belangenverstrengeling, maar daarover valt verder niets te zeggen: er is geen toezicht op de raden van toezicht. Deze nieuwe raden zijn onderdeel van de Wet Modernisering Universitair Bestuur, een wet die PvdA-minister Ritzen in strijd met het verkiezingsprogramma van zijn partij fabriceerde en die precies het omgekeerde van 'modernisering' van bestuur inhoudt. Het allerhoogste toezicht aan de universiteiten wordt, net als voor de jaren zestig, toevertrouwd aan regenten die ver van de wetenschap staan. Anders dan toen worden zij nu vooral uit het bedrijfsleven gerecruteerd, in plaats vanuit de publieke sector.

Het hele beleid is symptomatisch voor de 'paarse' politiek. Aan de ene kant worden degenen die onderzoek verrichten en onderwijs geven onmondig gemaakt, aan de andere kant wordt macht over publieke zaken overgedragen aan zakenmensen met eigen belangen. Ik denk wel eens: het wordt tijd dat er weer eens socialisten in de regering komen.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
07-05-1997

« Terug naar het overzicht