Klap in het gezicht

DE UITSLAG van de tussentijdse verkiezingen in de Verenigde Staten is meer dan opmerkelijk. Gebruikelijk is dat de partij van de zittende president dan zetels verliest. Met een president die wordt bedreigd met een afzettingsprocedure, lag een extra groot verlies voor de hand. De Republikeinen verloren echter zetels in het Huis van Afgevaardigden, wonnen geen zetel in de Senaat en raakten bij de verkiezing van gouverneurs onder andere Californie, het Duitsland van de VS, kwijt.

Terwijl de positie van president Clinton als zodanig niet in het geding was, is de uitslag toch algemeen in zijn voordeel uitgelegd. De Republikeinen hebben weliswaar de meerderheid in de Senaat en het Huis van Afgevaardigden behouden, maar de uitslag is een klap in het gezicht van degenen die het rapport van onafhankelijk aanklager Starr een basis achtten om president Clinton af te zetten.

Het is ook een klap in het gezicht van de media, in het bijzonder de Amerikaanse. Nog voor de openbaarmaking van Starrs rapport, en al helemaal daarna, meldden deze dat de positie van president Clinton onhoudbaar was geworden. Aftreden was zijn enige uitweg. Voor een niet gering deel was deze stellingname gebaseerd op de gedachte dat de media plaatsvervangers van de democratie zijn: zo moesten de kiezers er wel over denken. Voor een ander deel was dit oordeel ingegeven doordat de commentatoren zich in de hoek hadden opgesteld waar Starr en zijn staf ze naar toe hadden gedreven door middel van een even uitgekiende als kwalijke campagne.

Twee weken geleden is een gerechtelijk onderzoek ingesteld naar 24 gevallen van bewust 'lekken' naar de media door Starr. Dat is maar een voorbeeld van de wijze waarop de onafhankelijke aanklager de afzetting van de president najaagt. Tot deze verkiezingen werd hij daarin gesteund door de Republikeinse meerderheid in de volksvertegenwoordiging, die doorzette waarover een Democratische meerderheid bij de Watergate-zaak tegen president Nixon niet eens dacht: het openbaar maken van de verhoren van de grand jury en het vrijgeven van de video-opnamen van de ondervraging van de president.

De meeste Amerikaanse media sprongen toen geestdriftig door de hoepel die Starr voor ze ophield. Het door sommigen in Amsterdam zo gemiste CNN liep voorop met voltijdse riooljournalistiek, maar ook gerespecteerde commentatoren als William Pfaff (Los Angeles Times en nog veel meer) en Joseph Joffe (Suddeutsche Zeitung), stelden dat Clintons aftreden onvermijdelijk was geworden. De eerste deed dat vol weerzin tegen Starr, omdat Clinton niet meer als president zou kunnen functioneren. Joffe argumenteerde dat in een Europese parlementaire democratie Clinton allang had moeten aftreden, omdat hij het vertrouwen van de volksvertegenwoordiging had verloren.

Daarmee bewees de laatste commentator dat hij wordt overschat. Het Amerikaanse politieke systeem is nu juist gebaseerd op het feit dat de rechtstreeks gekozen president niet afhankelijk is van het vertrouwen van het Congres. Alleen in uiterste instantie, wanneer een president de constitutionele orde ondermijnt, biedt de Amerikaanse grondwet ruimte voor een afzettingsprocedure.

De Amerikaanse kiezer heeft geoordeeld dat gedraai over seksuele betrekkingen met iemand die daar werkelijk niet toe werd gedwongen, geen reden is tot afzetting. Daarmee hebben zij de media, die als hun zaakwaarnemers meenden op te treden, in de kou gezet. Het volk oordeelde nuchterder dan de elite. Toch past hierbij een weinig opbeurende kanttekening over 'de Amerikaanse kiezer'. Bij deze verkiezingen kwam maar 37 procent van de kiezers naar de stembus. Bijna tweederde bleef thuis.

Nu horen wij langzamerhand te weten dat de lage opkomstcijfers bij verkiezingen in de Verenigde Staten veel te maken hebben met het feit dat alleen gestemd kan worden door degenen die de moeite hebben genomen zich als kiezer te laten registreren. Ook geldt dat bij tussentijdse verkiezingen de opkomst veel lager is dan bij presidentsverkiezingen.

Maar dan nog is deze opkomst uitzonderlijk laag. Bij de tussentijdse verkiezingen in 1966 was 70,3 procent van de stemgerechtigde burgers als kiezer geregistreerd en stemde 55,4 procent. Sindsdien is zowel het percentage van burgers dat zich als kiezer heeft laten registreren langzaam teruggelopen (65,9 procent in 1996), als ook de opkomst bij verkiezingen (45 procent in 1994; nu dus 37).

Voorzover bekend verschillen degenen die naar de stembus gaan duidelijk van degenen die dat niet doen. De eersten zijn beter opgeleid en verdienen meer. Terwijl de zwarte kiezers in registratie en opkomst niet ver achterliggen op de blanke, is de afwezigheid van de groeiende Spaanstalige bevolkingsgroep in de Amerikaanse politiek dramatisch. Nauwelijks eenderde is geregistreerd en maar twintig procent ging in 1994 naar de stembus.

Het goede nieuws is dat de Amerikaanse kiezers een eind hebben gemaakt aan de poging om de gekozen president van de Verenigde Staten via slinkse wegen af te zetten, ondanks het offensief van de media. Het slechte nieuws is de ongekend lage opkomst. Daardoor beweegt de Amerikaanse democratie zich in de richting van een politiek stelsel waarin degenen die het meeste geld spenderen worden gekozen door degenen die over geld beschikken.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
12-11-1998

« Terug naar het overzicht