Knoeien met klei
Tot welke zonderlinge ‘ oplossingen’ de vernieuwers komen, zien we bij de plannen voor de publieke omroep.
Eergisteren mocht ik met VVD-Kamerlid Ayaan Hirsi Ali discussiëren over wat deftig een paradigmawisseling in de Nederlandse politiek wordt genoemd. Volgens bestuurskundige Jouke de Vries en politicoloog Sebastiaan van der Lubben kan zich na de zogenaamde Fortuyn-revolte wel eens een complete verandering aftekenen van de wijze waarop in Nederland politiek wordt bedreven, een paradigmawisseling. Maar zeker weten doen de auteurs dat niet, wat één van de aardige aspecten is van hun boek, Een onderbroken evenwicht in de Nederlandse politiek (Amsterdam, Van Gennep).
De diagnose dat de Nederlandse politiek al enkele jaren een grote mate van instabiliteit vertoont, wordt niettemin door vrijwel iedereen gedeeld. De meningen zijn echter verdeeld over de vraag hoe het verder moet en hoe het verder zal gaan. Instabiele systemen hebben de neiging na verloop van tijd een nieuw evenwicht te vinden, zonder dat je daar iets aan hoeft te doen. Maar niet altijd werkt het zo, en sommige politicologen voorzien een blijvende instabiliteit.
In politiek en media overheerst echter de stemming dat de instabiliteit van de politiek kan worden verholpen door het politieke stelsel helemaal te veranderen. Als er maar een ander kiesstelsel komt, als de macht van de partijen maar afneemt en die van personen toeneemt, als de burgemeester maar rechtstreeks wordt gekozen, als dat ook maar gebeurt met de minister-president, als maar veel referenda worden gehouden, die niet corrigerend, maar bindend moeten zijn, als alle achterkamertjes maar tot aquaria worden verbouwd, dan worden de kiezers allemaal wel rustig en tevreden. Dat is sinds kort ook de opvatting van de VVD en Hirsi Ali verdedigde die alsof ze die zelf had bedacht.
Ik ga ons debatje hier niet overdoen, want ik heb eerder en elders al diverse keren uitgelegd dat er geen enkele grond bestaat voor deze optimistische verwachtingen over ‘ politieke vernieuwing’. Het simpelste argument ertegen is wel dat in staten waar dergelijke ‘ vernieuwingen’ allang bestaan, de kiezers helemaal niet tevredener en gelukkiger zijn dan in Nederland. Het tegendeel is eerder het geval.
Politieke ‘vernieuwers’ komen bij hun pleidooi voor veranderingen in het stelsel steevast met de stelling dat het huidige niets anders is dan een product van de verzuiling. Het tijdperk van de verzuiling duurde slechts vijftig jaar (1917-1967) en ligt nu bijna vijftig jaar achter ons en er zijn vele staten die een soortgelijk politiek stelsel hebben als het Nederlandse zonder ooit aan verzuiling te hebben geleden.
Hiertegen kan men aanvoeren dat de verzuiling in Nederland niet echt voorbij is, maar dan is eigenlijk het enige bewijs voor die stelling dat er nog een aparte protestantse vakbeweging bestaat naast de FNV, een fusie van sociaal-democraten en katholieken en als zodanig juist weer een pronkstuk van ontzuiling.
Tot welke zonderlinge ‘oplossingen’ de vernieuwers komen, zien we overigens bij de plannen voor de publieke omroep. Deze bestaan uit het slopen van het ontzuilde deel, de NPS, en het versterken van de verzuilde omroepverenigingen, die daar echter hun halve budget voor moeten inleveren. Volgens moderne inzichten moeten ze ook met elkaar concurreren. Wij hebben de laatste jaren immers overal in de publieke sector de heilzaamheid van marktwerking kunnen ervaren. Dit alles komt uit de koker van een staatssecretaris van D66, de partij die werd opgericht tegen de verzuiling.
Minister Thom de Graaf van Bestuurlijke Vernieuwing bracht het tot een geheel onvoldragen voorstel tot onmiddellijke invoering van een gekozen burgemeester. Tot opluchting van de senatoren van CDA en VVD was daar in de Eerste Kamer niet de benodigde meerderheid voor te vinden, waarna de coalitiepartners van D66 in enen door duidelijk maakten dat zij ook niets zagen in het tamelijk onzinnige kiesstelsel dat De Graaf had ontworpen, ook al was dat door zijn ministerie tot het kiesstelsel van de 21ste eeuw geproclameerd, onder andere op de beker met twee oortjes (een verwijzing naar de twee stemmen die elke burger zou krijgen, denk ik) die deelnemers aan discussies over dat stelsel werd aangeboden.
Exit De Graaf, die men van staatkundige figuurzagerij kon betichten. Dat is echter een compliment als men zijn plannen vergelijkt met wat zijn opvolger, Alexander Pechtold, aan het uitbroeden is: een combinatie van knoeien met klei en creatief met kurk.
Aldus organiseert de Nederlandse politiek haar eigen instabiliteit.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 30-06-2005