Kritisch over 'Europa'

IN LEERBOEKJES over politicologie wordt er altijd op gewezen dat het grote voordelen heeft om iets gezamenlijk te ondernemen, maar dat de kosten daaraan verbonden hoog zijn. Vandaar dat er veel minder collectief protest is dan waar de situatie om vraagt.

Het is een van de verklaringen waarom in Nederland zo weinig politiek debat bestaat over de voortgang en doelstellingen van het proces van Europese integratie. De vorige grote stap in dat proces was 'Europa 92', het realiseren van een Europese markt voor goederen, diensten, arbeid en kapitaal. In het rapport-Cecchini (1988) werd voorspeld dat het voltooien van de interne markt het prijspeil in de Europa met zes procent zou laten dalen en dat de werkgelegenheid met twee tot vijf miljoen arbeidsplaatsen zou groeien. Hieruit moest blijken dat 'Europa '92' niet alleen profijtelijk was voor de grote ondernemingen, maar ook voor de Europese burger. Na 1992 is echter niets meer vernomen van gedaalde prijzen en toegenomen werkgelegenheid in wat sindsdien de Europese Unie heet.

De volgende stap in het integratieproces is die naar een monetaire unie en een gemeenschappelijke munt. Ook daarvan worden de burgers grote voordelen in het vooruitzicht gesteld, zoals nooit meer geld wisselen op vakantie binnen de Europese Unie; een voordeel dat sinds de installatie van de geldautomaat veel van zijn glans heeft verloren. Net als andere grote stappen in het integratieproces is het besluit tot vorming van de Europese Monetaire Unie (EMU) niet zozeer door financieel-economische overwegingen ingegeven als door politieke: economische integratie zou de basis van een of andere vorm van politieke eenwording zijn.

Maar dat is niet zo. Bij de eerste plannen voor een monetaire unie, in de jaren zestig en zeventig, kwam dat duidelijk tot uiting. Die plannen gingen ervan uit dat een monetaire unie alleen maar zin had, als belastingheffing en begrotingspolitiek van nationaal naar Europees niveau getild werden. Dit zou echter op een ingrijpende vorm van politieke integratie neerkomen, die geen enkele lidstaat (toen nog maar zes) serieus in overweging wilde nemen.

Politieke eenwording in de Europese Unie is een illusie. Bij dezelfde Top van Maastricht die tot invoering van de EMU besloot, kwamen ook afspraken tot stand over een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Unie. Wat daarvan in de afgelopen vijf jaar terecht is gekomen valt af te leiden uit de recente onthulling dat de vorige Britse minister van Buitenlandse Zaken, Malcolm Rifkind, verhinderde dat belastend materiaal van Amerikaanse en Britse inlichtingendiensten over de verantwoordelijkheid van de Servische president Milosevic voor oorlogsmisdaden in Bosnie-Hercegovina ter hand werd gesteld van het Tribunaal in Den Haag. Hij heeft daarover geen overleg gevoerd met zijn collega's in de Europese Unie, ondertussen hoor ik onze minister van Buitenlandse Zaken spreken over een 'Europees Bosnie-beleid'.

Voor de illusie van politieke eenwording wordt een steeds hogere prijs betaald, niet alleen in in euro's. Nationale democratie en beleidsvrijheid worden ingeleverd zonder dat daarvoor op Europees niveau iets evenwaardigs terugkomt. Maar in de Nederlandse politiek slaan de regering en de meeste partijen daarover een korzelige 'gaat u maar rustig slapen'-toon aan, alsof het niet gaat om 'de meest verstrekkende constitutionele hervorming sinds 1848'. (Voor kamerleden die in de geschiedenisquiz slecht scoorden: in 1848 werd Nederland een parlementaire en constitutionele democratie.)

Die frase over 1848 komt voor in een manifest voor een 'Kritisch Europa Forum voor Democratie' van afgelopen vrijdag. Zo'n manifest vereist collectieve actie, maar daarmee is in dit geval iets mis gegaan. Dat bleek zaterdagochtend bij het opslaan van 'de Volkskrant'. 'Groep tegenstanders van Europese integratie valt ruzieend uit elkaar', luidt daar de kop boven een artikel dat meldt dat de initiatiefnemer van het Forum, de Rotterdamse hoogleraar A. Klamer 'uit onvrede over het nationalistisch gedachtengoed van zijn tegenstrevers' was opgestapt. De krant meldde verder dat het manifest 'verdeeldheid ademde'. 'De heren zijn het eigenlijk zeer oneens met elkaar'.

'De Volkskrant' is de laatste tijd onmiskenbaar naar rechts opgeschoven, maar dat zou toch geen reden hoeven zijn om op de kwaliteit van de verslaggeverij toe te leggen. Het begint al met de kop: de ondertekenaars van het manifest zijn helemaal geen 'tegenstanders van Europese integratie'. En hun 'verdeeldheid' is opzet, zoals in het manifest valt te lezen: zij hebben uiteenlopende politieke opvattingen, ook over Europa, ook over de EMU, maar wat hen verenigt is verontrusting over 'de geringe mate waarin het Europese proces voldoet aan elementaire democratische normen'.

Ik ben een van die ondertekenaars en ik begrijp niets van het optreden van professor Klamer. Ik stemde in met de tekst die hij mij voorlegde, en waarover hij vorige week in 'Vrij Nederland' nog een enthousiast interview afstak. Waarom Klamer zich op het laatste moment distantieert van zijn eigen tekst, zonder daarover andere ondertekenaars in te lichten, daar ben ik niet achtergekomen. Het leerboek politicologie is daarentegen verrijkt met een nieuw voorbeeld van de moeilijkheid van collectieve actie.

(In de oorspronkelijke tekst stond professor 'Kramer'. BT bedoelde echter 'Aljo Klamer', wm.)

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
21-05-1997

« Terug naar het overzicht