Laatste kans
DE OORLOG om Krajina heeft een eind gemaakt aan de Bosnie-politiek van de Verenigde Naties en de Europese Unie, of eigenlijk: die van Groot-Brittannie en Frankrijk, want die zetten hier de toon. Die politiek is er al bijna drie jaar op gericht de Bosnische regering ertoe te brengen zich neer te leggen bij de militaire veroveringen van de Serviers.
De nieuwe onderhandelaar namens de EU, Carl Bildt, was net begonnen aan de vierde op dit uitgangspunt gebaseerde 'vredesregeling'. Die zou, net als de drie voorgaande, zijn mislukt, en wel om twee redenen.
In de eerste plaats heeft het Bosnische regeringsleger de oorlog nog niet verloren; de militaire balans beweegt zich langzaam maar zeker in zijn voordeel. In de tweede plaats is een vredesregeling pas voor de zwakste partij - en dat is nog steeds de Bosnische staat - aanvaardbaar, als er garanties bestaan dat deze ook wordt nageleefd.
Tot die garanties zijn degenen die vredesregelingen voorstellen niet bereid, want die zouden met zich meebrengen dat een omvangrijke internationale troepenmacht voor een periode van misschien wel jaren op uitvoering en naleving zou moeten toezien.
De kaarten in voormalig Joegoslavie worden opnieuw geschud, en dat maakt het mogelijk op een rij te zetten aan welke eisen een werkelijke vredesregeling zou moeten voldoen.
In de eerste plaats moet de aard van het conflict onder ogen worden gezien. Het gaat in Bosnie niet om een burgeroorlog tussen 'etnische' groepen, maar om een aanvalsoorlog vanuit Klein-Joegoslavie tegen de Bosnische staat.
De legers van de Kroatische en Bosnische Serviers worden vanuit Belgrado uitgerust en bevoorraad, hun officieren worden door Belgrado benoemd en betaald - vijf weken geleden stelde Milosevic de Klein-Joegoslavische generaal Mile Mrksic aan tot bevelhebber van de Kroatisch-Servische troepen in Krajina - en zelfs bij een militair onbenullig karweitje als het oprollen van de enclave Srebrenica waren eenheden van het geregelde Klein-Joegoslavische leger nodig.
De ruzies tussen Milosevic aan de ene kant en Karadzic en Babic aan de andere weerspiegelen de traditionele wrijving tussen de precani, de Serviers buiten, en de srbijanci, die binnen de oude grenzen van het koninkrijk Servie - een tegenstelling die uiteindelijk de droom van een Groot-Servie tot nachtmerrie bestemt.
Maar die ruzies zijn niet echt van belang. De sleutel van de oorlog ligt in Belgrado. Zolang dat wordt genegeerd, of nog mooier, zolang Milosevic door de internationale onderhandelaars als een neutrale partij in het conflict wordt beschouwd, komt er geen regeling.
In de tweede plaats moet ook de oorzaak van het conflict duidelijk worden bepaald. Die is niet het uiteenvallen van Joegoslavie in verschillende staten - onvermijdelijk nadat alle pogingen tot een losser federaal staatsverband te komen op het Servisch veto waren stukgelopen. De oorzaak is de kwestie van nationale minderheden, en wel in het bijzonder de dubbelhartigheid in de Servische opstelling.
Deze houdt in dat eigenlijk alle gebieden waar Serviers wonen of gewoond hebben, tot Servie behoren, of anders dat de Serviers er tenminste vrijwel soevereine rechten toekomen. Servie weigert echter nationale minderheden binnen de eigen grenzen dezelfde rechten te geven die het opeist voor Servische minderheden buiten Servie.
Dat is de kern van het conflict. Zonder een regeling voor minderheden, die ook betrekking heeft op de Albanezen in Kosovo, de Moslims in de Sandjak en de Hongaren in Vojvodina, is stabiliteit in voormalig Joegoslavie ondenkbaar.
Een vredesregeling moet dus allereerst betrekking hebben op de positie van minderheden in alle staten van voormalig Joegoslavie. Onderdeel van zo'n regeling dient het recht op terugkeer van alle vluchtelingen te zijn, en compensatie van hun verliezen.
Dat uitgangspunt hebben drie jaar geleden alle betrokken partijen op de conferentie van Londen geaccepteerd, en het dient nu alsnog serieus te worden genomen. Veel van de verdrevenen en gevluchten zullen niet meer terug willen, maar zij moeten tenminste het recht krijgen dat wel te doen. Anders zal een vredesregeling alleen maar een wapenstilstand zijn.
Uitgangspunt bij onderhandelingen over zo'n regeling zou verder de onaantastbaarheid van de bestaande grenzen van de Joegoslavische republieken moeten zijn. Die zijn aangeklaagd als toevallige intern-administratieve afbakeningen die nooit als internationale grenzen zijn bedoeld en daarvoor ook niet geschikt zijn.
Nu zijn internationale grenzen in het algemeen altijd kunstmatig en toevallig. In het geval van voormalig Joegoslavie representeren zij echter wel degelijk historische en culturele gegevenheden, al bestaat een wel heel groot deel van het huidige Servie uit gebieden die pas in de Balkan-oorlogen van 1912-1913 zijn veroverd. Grenswijzigingen hoeven niet te worden uitgesloten, maar zij dienen het resultaat te zijn van onderhandelingen, niet van militair geweld.
Een laatste voorwaarde voor een stabiele regeling blijft een en andermaal dat er garanties bestaan dat deze wordt uitgevoerd en nagekomen. Tot nog toe is de 'internationale gemeenschap' bereid geweest bijna vijftigduizend man troepen in te zetten om zo'n vredesregeling onmogelijk te maken, onder het mom dat ze er alleen maar zijn om elkaar en de humanitaire hulpverlening te beschermen. Diezelfde 'gemeenschap', nu in de vorm van de Navo, heeft zich bereid verklaard zestigduizend man gevechtstroepen in te zetten om Unprofor te evacueren.
Waar het aan ontbreekt, is de wil een troepenmacht van dezelfde omvang beschikbaar te stellen om de overeengekomen vrede te handhaven. Zonder deze gaat de oorlog door.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 09-08-1995