Labour wordt beheerst door praatjesmakerij van adviseurs

Volgens het oud-lid van de Britse Labour Party en huidig kopstuk van de Social en Liberal Democrats, David Marquand, ontbreekt het 'New Labour' aan inhoudelijke politiek en een moreel programma. Marquand houdt morgen in Den Haag de negende Dreeslezing. Paroolcolumnist Bart Tromp licht zijn ideeen toe.

HET BEGRIP 'Derde Weg' werd enkele jaren geleden door Tony Blair en de spindoctors van de Labour Party gelanceerd. Deze 'Derde Weg', de weg van 'New Labour', zou een heel nieuwe route bepalen tussen het neoliberalisme van Margaret Thatcher en haar erfgenamen enerzijds en de oude Labour Party aan de andere kant.

Vanuit reclametechnisch oogpunt is het begrip 'Derde Weg' tot nu toe niet alleen in Groot-Brittannie een doorslaggevend succes. Dit heeft veel te maken met het feit men er inhoudelijk alle kanten mee uit kan. In Groot-Brittannie heeft het begrip een uitgesproken strekking. Het moet de verkiezingsoverwinning van Labour in 1997 te verklaren uit het feit dat de Britse electoraat toen voor een 'New Labour' koos.

Die verklaring deugt niet. De verkiezingen van 1997 waren een afwijzing van de Conservatieven. Het programma van 'New Labour' was bewust vaag gehouden. De vernieuwing van de Labour Party had al veel eerder gestalte gekregen onder Neil Kinnock en daarna onder zijn opvolger John Smith. Smith stierf in het harnas, maar als hij partijleider was gebleven, had Labour in 1997 zeker ook de verkiezingen gewonnen, zonder een 'Derde Weg' in te slaan.

Ongebonden

Ook dan zou de partij zijn gesteld voor wat David Marquand 'het progressieve dilemma' in de Britse politiek noemt. Dit bestaat er in de eerste plaats uit dat het Britse kiesstelsel leidt tot een twee-partijensysteem dat in de twintigste eeuw vrijwel altijd in het voordeel van de Conservatieven heeft gewerkt, ook al hebben deze nooit de meerderheid van de kiezers achter zich gekregen. Alleen in 1951 heeft meer dan vijftig procent van de Britse kiezers op een partij gestemd (de Labour Party). Dankzij het districtenstelsel kregen de Conservatieven echter meer zetels in het Lagerhuis en belandde Labour in de oppositie.

Sinds Labour de Liberalen in de jaren twintig verdrong als tweede partij, behaalde Labour voor 1997 maar twee keer een beslissende overwinning, in 1945 en in 1966. In de hele twintigste eeuw was Labour nauwelijks meer dan tien jaar ongebonden aan het bewind.

Maar het 'progressieve dilemma' kent, volgens Marquand, nog een andere kant. Het heeft ook te maken met de relatie tussen Labour (en daarvoor de Liberalen) als vertegenwoordigers van bepaalde sociale belangen en de progressieve intelligentia. De relatie tussen partij en idee is meestal moeizaam en gespannen geweest. Labour 'wint' echter alleen als een bondgenootschap tussen die twee is gevestigd.

Marquand weet waarover hij schrijft. In de jaren zestig behoorde hij tot de 'revisionistische' nieuwkomers in de Labour-fractie, die meemaakten hoe de kabinetten van Wilson en later dat van Callaghan juist schipbreuk liepen op dit progressieve dilemma, tot Callaghan in 1979, door de vakbonden, Labours machtsbasis, ten val werd gebracht en Margaret Thatcher de verkiezingen won.

Marquand was daarvoor al Roy Jenkins, Callaghans concurrent bij de opvolging van Harold Wilson, gevolgd naar Brussel, toen Jenkins voorzitter van de Europese Commissie werd. In 1981, toen Labour in extreem-links vaarwater was beland, behoorde hij tot de oprichters van de Social Democratic Party. Deze afsplitsing van Labour deed, tezamen met de Liberale Partij, een heroische poging het progressieve dilemma op te lossen door Labour bij de verkiezingen als tweede partij te verdringen. Het dwangbuis van de Britse politiek kon dan worden uitgetrokken, door invoering van een kiesstelsel gebaseerd op evenredige vertegenwoordiging.

In 1983 scheelde het een haar. Labour boekte het slechtste resultaat uit zijn geschiedenis en kreeg 27,6 procent van de kiezers achter zich, de Conservatieven 42,4 procent en de Alliantie van SDP en Liberalen 26 procent. Uit verkiezingsonderzoek achteraf bleek dat veel meer kiezers op de Alliantie hadden gestemd als ze hadden geweten dat deze zo hoog scoorde. Maar dat wisten ze niet en op het nippertje bleef Labour tweede partij.

Mede dankzij de dreiging van de Alliantie overwon Labour zijn zelfmoordneiging - het verkiezingsprogramma van 1983 werd indertijd door Roy Hattersley gekarakteriseerd als 'de langste zelfmoordbrief uit de geschiedenis'. De sociaal-democraten en Liberalen fuseerden tot de Social and Liberal Democrats, die bij de lokale verkiezingen al jarenlang aan kop loopt, maar landelijk weer is teruggedrongen tot de positie die de Liberalen al sinds de jaren twintig spelen. Het dwangbuis blijft aangespannen.

Marquand heeft als politiek denker een duidelijke rol gespeeld in de SDP en daarna in de SLD. Aanvankelijk verwelkomde hij Blairs 'Third Way' enthousiast. Hij zag er de verwerkelijking in van denkbeelden die hij en anderen in de afgelopen jaren hadden ontwikkeld. Roy Jenkins bedacht er twintig jaar geleden een naam voor: de politiek van het radicale centrum. Dat was op dat moment en in Groot-Brittannie geen slechte naam: de Conservatieven waren toen conservatief en Labour ging aan een (vermeend) arbeideristisch verleden hangen.

Verwerkelijking van een 'stakeholder's society' (een begrip dat Blair na zijn verkiezingscampagne onmiddellijk liet vallen) zou immers een ingrijpende breuk inhouden met de bestaande politieke en economische verhoudingen, die eenzijdig kapitaalbezit centraal stellen en bevoordelen.

Benauwd

Nu ziet Marquand 'New Labour' van Blair in twee opzichten als een voortzetting van het oude en benauwde Labour, gekenmerkt door angst voor ideeen van buiten en kleinzielig conformisme. Op de drie grote vragen waar Groot-Brittannie voor staat, ontwijkt Blair het antwoord.

Hij zegt niets over de plaats van Groot-Brittannie in de Europese Unie. Hij heeft geen antwoord op de vraag hoe een ongebreideld kapitalisme verzoend kan worden met sociale cohesie. Hij heeft ook niets te zeggen over de sluipende crisis van de Britse staat, met zijn absurde centralisme.

In zijn Fabian pamflet Must Labour Win? (december 1998), betoogt Marquand dat het 'New Labour' ontbreekt aan een inhoudelijk politiek en moreel programma. In plaats daarvan valt een inhoudsloos geroep van 'nieuw' en 'vernieuwing' te beluisteren.' Het is de retoriek van een management consultant, die een bedrijf adviseert het ontwerp van zijn producten te veranderen, niet die van een politiek leider die zijn aanhangers mobiliseert tot een rendez-vous met de toekomst'.

Voor Marquand is dit des te bedroevender, omdat er zowel inhoudelijk als constitutioneel alternatieven beschikbaar zijn. Zijn stelling is dat het 'progressieve dilemma' alleen kan worden overwonnen als Labour afziet van de gedachte dat het 'primaat van de politiek' erop neerkomt dat alle beslissingen van bovenaf door de regering in Whitehall worden genomen. Wat Groot-Brittannie nodig heeft is democratisch pluralisme en spreiding van macht.

Wanneer dat pluralisme gestalte heeft gekregen is het antwoord op de vraag 'Must Labour win?' niet meer interessant. Maar die kant gaat het niet op, volgens Marquand. De kloof tussen de progressieve intelligentia en Labour is groter dan ooit. Het arbeiderisme heeft plaatsgemaakt voor de praatjesmakerij van pr-adviseurs en de arrogantie van de macht.

Professor David Marquand houdt morgenmiddag de negende Dreeslezing in Den Haag. (16.30, Pulchri Studio, Lange Voorhout 15)

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
24-01-2000

« Terug naar het overzicht