LOKROEP VAN DE TERREUR

De oorlog in Afghanistan is zijn laatste fase ingegaan: het opjagen en uitschakelen van wat er nog rest aan eenheden van Taliban en Osama bin Ladens Al- Qa'ida-organisatie. Voor de na 11 september 2001 afgekondigde 'oorlog tegen het terrorisme' hebben deze operaties niet veel betekenis, tenzij daarbij Osama bin Laden zelf wordt gepakt. Maar daar rekenen de Verenigde Staten al niet meer op.

De dreiging van dit terrorisme bestaat echter niet uit de nu vernietigde Afghaanse trainingskampen van Al-Qa'ida, en al helemaal niet uit de verspreide resten van zijn aanhangers daar. Zij bestaat uit zijn organisatorische netwerken in Europa en Noord-Amerika. Langzamerhand begint zich daarvan een beeld af tekenen. Dit ziet er naargeestig uit.

Al-Qa'ida zou in de afgelopen jaren zo'n zeventigduizend rekruten in zijn Afghaanse kampementen hebben getraind. Het is een onthutsend hoog cijfer, dat ik overigens zonder nader bewijs niet voor lief neem. Terroristische organisaties van de moderne tijd hebben zelden meer dan enkele honderden actieve aanhangers geteld. De Baader-Meinhof-groep bestond uit nooit meer dan zo'n honderd mannen en vrouwen; de omvang van de IRA werd geschat op ongeveer driehonderd.

Vaststaat wel dat de oudere kern van Al-Qa'ida bestaat uit vrijwilligers die zich in de jaren tachtig hadden aangesloten bij de guerrilla tegen de Sovjet-Russische bezetters van Afghanistan. Na de aftocht van de Russen bleven zij geradicaliseerd en ontredderd achter in een wereld die de hunne niet was. Zij zijn historisch te vergelijken met de Freikorpsen van ex-militairen die na de Duitse nederlaag in 1918 in Duitsland en het Balticum huis hielden; die vormden de basis van de extreem-rechtse bewegingen waarvan Hitlers NSDAP uiteindelijk de overheersende werd.

De meesten van de tot nu toe geidentificeerde Al-Qa'ida-terroristen zijn echter geen Afghanistan-veteranen en evenmin afkomstig uit het Midden-Oosten. Zij komen voor een groot deel uit het milieu van Noord-Afrikaanse en Arabische immigranten in West-Europa. Van huis uit zijn zij niet grootgebracht met een islamitisch extremisme dat aansluiting bij een terroristische organisatie als Al-Qa'ida waarschijnlijk maakt. Vaak zijn zij er niet in geslaagd zich een behoorlijke positie in de maatschappij te verwerven. Of dit ligt aan achtergrond of opleiding of aan persoonlijke kwaliteiten, is niet duidelijk. Wel dat de mislukking die zij in West-Europa ervaren, hen gevoelig maakt voor de boodschap van radicale vormen van de islam, die zelf ook weer in het Westen zijn ontstaan. Van daaruit is de weg naar Bin Laden of soortgelijke bewegingen een snel gedane stap.

Maar het zijn niet alleen maatschappelijk gefrustreerden die zo gevangen zijn in het net van de politieke islam. Onder de terroristen treft men ook vele jonge mannen aan die - net als Bin Laden - uit welvarende families afkomstig zijn, en een universitaire studie hebben voltooid. Opmerkelijk is dat het dan altijd om technische studies gaat. Er zijn geen afgestudeerde filosofen of sociologen onder de terroristen van Al-Qa'ida.

Hoewel deze gegevens met grote voorzichtigheid moeten worden bezien, zou ik ze toch zorgwekkend willen noemen. Zij suggereren dat de massale immigratie naar West-Europa vanuit Noord-Afrika en het Midden-Oosten een hoge prijs meebrengt. Inmiddels is er een debat ontstaan over de islam en zijn politieke consequenties voor het heden. Aan de ene kant heeft deze religie de rol van het communisme overgenomen als algemene bedreiging van het Westen, aan de andere kant sloven bepaalde islamologen zich uit om met de koran in de vuist te bewijzen dat er geen vredelievender godsdienst in de wereld te vinden is.

Dit debat is echter nauwelijks relevant. Waar het om gaat, is dat in de afgelopen jaren een nieuwe, militante vorm van de islam wortel heeft geschoten onder deze immigranten.

Alles wijst erop dat de voornaamste oorzaak daarvan gelegen is in de mislukte politieke en maatschappelijke integratie van te veel van hen. Deze staat niet los van de strategieen die West-Europese staten hebben gevolgd. Deze varieren van dulden zonder dwang, tot 'integratie met behoud van eigen cultuur'. Het is in Nederland nog maar een paar jaar geleden dat je als semi-fascist werd beschouwd als je stelde dat kennis van het Nederlands een noodzaak was voor immigranten.

De integratiemechanismen bij uitstek, arbeidsmarkt en onderwijs, zijn verwaarloosd of verkeerd gebruikt. Zo ontstaan gevoelens van buitengesloten zijn die de lokroep van de nieuwe politieke islam aantrekkelijk maken. Zeker als de integratie beperkt blijft tot het zich eigenmaken van westerse techniek - zoals het besturen van vliegtuigen -, maar zich niet uitstrekt tot intellectuele reflexiviteit, zelfkritiek, het ter discussie stellen van de eigen opvattingen.

Dat is althans de stelling van de Syrische christelijke intellectueel Antoine Maqdessi, die hier deze maand een van de Prins Claus-prijzen in ontvangst mag nemen. Die is hem waarschijnlijk toegekend voor de jury kennis had kunnen nemen van deze onmodieuze stellingname.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
19-01-2002

« Terug naar het overzicht