Machtsvraag en stembus

BIJ DE vorige verkiezingen sprak geen van de vier grote partijen zich in haar programma uit voor de vorming van een specifieke coalitie.

De regeringspartijen, CDA en PvdA, lieten zelfs achterwege een voorkeur te laten merken voor voortzetting van hun coalitie.

De verkiezingsuitslag maakte dat toen trouwens onmogelijk. Toch was de vorming van een kabinet van PvdA, VVD en D66 een uitkomst van de formatie die bij de verkiezingen nooit serieus in het geding was geweest.

Vier jaar later is de voortzetting van de huidige coalitie in de verkiezingscampagnes een vanzelfsprekend uitgangspunt, al houden de drie regeringspartijen de deur open voor andere mogelijkheden.

Vreemd is dat wel. In de peilingen staat de coalitie op verlies, al is dat niet gelijkelijk over de drie deelnemende partijen verdeeld. D66, de kampioen van 'paars' en de grote winnaar van vorige keer, verliest het meest. De PvdA kruipt uit het dal, maar slaagt er niet in het verlies van de vorige keer goed te maken. Alleen de VVD staat op echte winst.

Gebrek aan duidelijkheid over de vorming van de regering wordt niet gecompenseerd door programmatische helderheid. In Vrij Nederland van 2 mei verzuchtte de historicus Piet de Rooy, na het doornemen van enkele verkiezingsprogramma's, dat het 'kennelijk onmogelijk is geworden om enige ordening te brengen in de bijeengeharkte verlangens en wensen, opinies en inzichten, om ze te schiften en te rangschikken, waardoor ook duidelijk zou kunnen worden wat al die punten min of meer bijeenhoudt'.

Ik zou het nog sterker willen zeggen: verkiezingsprogramma's, vooral die van regeringspartijen, hebben als voorname taak te verdoezelen wat een politieke partij in de komende regeerperiode wil doen.

Een aantal wezenlijke kwesties staat voor de komende vier jaar op de politieke agenda: de materiele infrastructuur, het belastingstelsel, Europa, verdere deregulering, privatisering en marktwerking in het publieke domein. Maar daarover gaat het niet in de programma's en daarover ging het niet in de campagne, want men wil de handen vrij houden.

Kenmerkend in dit opzicht is het PvdA-programma over de uitbreiding van de luchthaven Schiphol: op dit vraagstuk moet gestudeerd worden, zegt het. Maar dat zei het vorige programma ook al! Kennelijk zijn het geen studiehoofdjes, daar bij de PvdA.

In deze situatie komt een stem op de regeringspartijen neer op het uitschrijven van een blanco cheque, die straks bij het opstellen van het regeerakkoord wordt verzilverd op een wijze waaraan de kiezer part noch deel heeft.

De PvdA-campagne is wat dit aangaat van een brutale eerlijkheid. Alle inhoud is opgeofferd aan het profileren van de lijsttrekker, al is de leuze waarmee hij wordt verkocht wat merkwaardig; deze komt erop neer dat het beleid van de huidige regering wordt voortgezet tenzij men op Kok stemt, 'sterk en sociaal'.

Deze oproep doet ook merkwaardig aan voor wie nog niet is vergeten hoe Wim Kok na de verkiezingen van 1989 als minister van financien een beleid ging voeren waarop hij de PvdA-kiezers voor de verkiezingen allerminst had voorbereid, culminerend in de voorgenomen afschaffing van de WAO. En hoe hij na de verkiezingen van 1994 een regeerakkoord sloot dat meer dan twee keer zoveel aan bezuinigingen telde als hij en de PvdA tijdens de campagne maximaal toelaatbaar achtten.

Nu het regeringsbeleid tot stand komt op basis van een regeerakkoord waarover de kiezers niets hebben in te brengen, maar dat ook voor de Kamerfracties van de regeringspartijen een stuk is dat ze maar hebben te slikken, neemt het belang van de parlementaire controle op de regering in gewicht toe.

In dit opzicht hebben de afgelopen vier jaar ons geleerd dat onder 'paars' het dualisme vooral in omgekeerde richting vorm heeft gekregen. De regering controleerde de regeringsmeerderheid in de Tweede Kamer in plaats van andersom. Er zijn geen tekenen die erop wijzen dat het bij voortzetting van 'paars' anders zal gaan, terwijl het CDA als oppositiepartij nog steeds niet zijn draai heeft gevonden.

In deze situatie neemt het belang van de kleinere oppositiepartijen links en rechts toe, juist omdat zij geen potentiele regeringspartijen zijn. Niet hun programma's zijn belangrijk, want die tellen nog minder dan die van de grote partijen. Veel zwaarder weegt dat zij zich, juist vanwege hun onafhankelijkheid, wel kritisch en controlerend ten opzichte van de regering kunnen opstellen. Dat is ook wat zij in de afgelopen vier jaar met verve hebben gedaan.

De 'machtsvraag', het argument dat de grote partijen altijd gebruiken om twijfelaars in het gareel te brengen, heeft onder deze omstandigheden zijn overtuigingskracht verloren. Een stem uitbrengen op de controleurs van de macht is van ten minste zoveel waarde als een stem op de machthebbers.

Nu de grote politieke partijen in woord en daad het einde der ideologieen belijden, moeten zij niet verbaasd zijn als wij ten dele terugkeren naar een negentiende-eeuwse situatie, waarin niet het programma telt - want dat is er niet meer - maar de belofte van de parlementaire oppositie 'de grondwet te handhaven' en staatsrechtelijke zuiverheid boven partij- en coalitiebelang te stellen.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
06-05-1998

« Terug naar het overzicht