MARX NU

In een moment van onbedachtzaamheid zegde ik toe aan een radioprogramma mee te werken waarin dode denkers de kans krijgen zich over het heden uit te laten. De dode denker in wiens huid ik moet kruipen, is dr. Karl Heinrich Marx (1818-1883), gedurende het grootste deel van zijn leven politiek balling in Londen. Een voltijds beroep heeft hij nooit uitgeoefend. Zijn enige poging om een vaste betrekking te verwerven, bij een spoorwegmaatschappij, mislukte vanwege zijn handschrift, dat onderzoekers nog steeds tot wanhoop brengt.

Hoe zou Marx tegen het hedendaagse Nederland aankijken? Hij was goed thuis in het Holland van zijn dagen. Sterker nog, Marx was een halve Nederlander: zijn vader was in 1814 in Nijmegen in het huwelijk getreden met de daar geboren Henriette Presburg. Via zijn moeder was hij verwant aan Lion Philips, een tabakshandelaar in de Gelderse plaats Zaltbommel.

Marx waardeerde het Nederland van die dagen zeer. Hij vond dat de bevolking van ons land over rechten en vrijheden beschikte - wij spreken nu over de periode voor 1848 - waarvan zijn eigen landgenoten in Pruisen alleen maar konden dromen. Niettemin oordeelde hij dat Nederland 'een prachtig land was om niet in te wonen'.

Het eerste wat hem nu vanzelfsprekend op zou vallen, is dat de nazaten van oom Lion een van de eerste multinationale ondernemingen hebben opgericht, die het aanzien van het door hem zo grondig bestudeerde kapitalisme sterk hebben veranderd. In Marx' dagen was het industriele kapitalisme grotendeels gebaseerd op betrekkelijk kleine ondernemingen, die meestal familiebedrijven waren.

De uitvinding van de naamloze vennootschap beschouwde Marx als een veelbelovende vernieuwing, omdat die niet alleen tot een veel grotere omvang van firma's zou kunnen leiden, maar ook een organisatievorm was die de onteigening betekende van de individuele kapitalist als bezitter. De naamloze vennootschap, waarin het bezit is gespreid over talloze aandeelhouders, was in deze zin een stap in de richting van het socialisme, schreef Marx in het postuum verschenen derde deel van Das Kapital (Het Kapitaal).

Nu zou hij onder ogen moeten zien dat hij er volledig naast zat. De economie wordt beheerst door enkele tienduizenden grote ondernemingen, met een thuisbasis in de rijke landen, die wereldwijd opereren op kapitalistische grondslag. Net als alle andere klassieke politieke economen beschouwde Marx het kapitalisme van zijn dagen als een stelsel waarmee het niet goed zou aflopen. Daaraan had de politieke economie dan ook zijn bijnaam the dismal science, de sombere wetenschap, te danken. De term is van de Schotse historicus Thomas Carlyle.

Maar terwijl liberale politieke economen als David Ricardo en John Stuart Mill voorzagen dat het kapitalisme voor het grootste deel van de bevolking zou leiden tot eindeloze economische stagnatie op een laag welvaartsniveau, nam Marx het optimistische standpunt in dat het kapitalisme ooit op spectaculaire wijze in elkaar zou zakken, waarna een meer rechtvaardige economische orde op een hoger peil van welvaart zou ontstaan.

Over de precieze structuur van die nieuwe samenleving bleef hij opzettelijk vaag. Het ging niet aan 'recepten voor de gaarkeukens van de toekomst te schrijven', zei hij, zeker achteraf bezien een omineuze uitspraak.

Marx' hoofdwerk was erop gericht aan te tonen dat het kapitalisme noodzakelijkerwijs aan zijn eigen tegenstrijdigheden ten onder zou gaan. Hij bleef op zoek naar aanwijzingen dat het die kant al opging. Vandaag de dag zou hij zich hebben vastgebeten in de schandalen die vorig jaar in de Verenigde Staten uitbraken, toen bleek dat grote ondernemingen op systematische wijze knoeiden met hun winstcijfers, bijgestaan door accountants die juist toezicht hadden moeten uitoefenen. Het zou een kolfje naar Marx' hand zijn geweest om uiteen te zetten hoe het kapitalisme wordt bedreigd door de kapitalisten zelf, die in hun grenzeloze zucht naar rijkdom de fundamenten van het stelsel ondermijnen.

Jarenlang schreef Marx politieke analyses voor de New York Daily Tribune, en het laat zich raden hoe hij zich over de hedendaagse politiek zou hebben uitgelaten.

Over Irak schreef een Nederlandse Amerika-kenner een paar weken geleden dat de kritiek van iemand als Brent Scowcroft, Nationaal Veiligheidsadviseur onder president George Bush sr., is ingegeven door het feit dat ook hij een adviseur was van niet nader genoemde oliemaatschappijen. Dat ligt al aardig in de lijn van een analyse a la Marx.

Marx zelf zou het serieuzer hebben uitgewerkt door te wijzen op de Franse en Russische belangen in de Iraakse olieproductie, op de voornaamste financiers van de verkiezingscampagne van George Bush jr. (de Amerikaanse olie-industrie), en op de wens van deze concerns om toegang te krijgen tot de oliereserves van Irak, na die van Saudi-Arabie in omvang de tweede ter wereld. Zo'n analyse zou er niet ver naast zitten.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
19-10-2002

« Terug naar het overzicht