Meedogende conservatief

EEN KLEIN aantal commentatoren probeert nu al maanden 'de echokamer van de Nederlandse berichtgeving' over de Verenigde Staten met andere geluiden te vullen. Bovenstaande uitdrukking is van Frans Verhagen, hoofdredacteur van het mooie tijdschrift Amerika, dat in artikelen en fotoverslaggeving de Amerikaanse politiek gelukkig buiten beschouwing laat. Hij keert zich tegen de misplaatste gedachte dat George W. Bush 'een uiterst conservatieve politicus' is. 'De feiten zijn anders,' schreef hij in HP/De Tijd. En ook dat het kabinet van Bush 'het hele spectrum van gematigd midden tot uiterst rechts beslaat'. 'Met geen mogelijkheid is deze club weg te zetten als overdreven conservatief of zelfs extreem.'

Gulheid met doodvonnissen, een verbod op abortus, alle ruimte aan particulier wapenbezit, afschaffing van milieubescherming van natuurgebieden ten faveure van olieboorders en houtfabrikanten - dit alles telt voor Verhagen kennelijk als gematigd conservatief. Bij de centrale vraag over het komende presidentschap van Bush heeft hij voor een van de twee antwoorden gekozen. Bush is een 'compassionate conservative', een 'meedogende conservatief', zoals hij zich in zijn verkiezingscampagne liet verkopen; een man van het midden, die bruggen zal slaan tussen links en rechts Amerika.

Het andere antwoord luidt dat Bush gekocht en betaald is door fundamentalistisch rechts en grote economische machtsgroeperingen zoals de olie-industrie. Zij hebben geleerd van de mislukte herverkiezingspoging van vader Bush in 1992 en hielden zich daarom stil tijdens de campagne van de zoon, ook al fourneerden zij de ongekende sommen dollars en het politiek kapitaal waarmee uiteindelijk zijn benoeming werd gekocht.

Welke van die twee antwoorden klopt? Laten wij kijken naar twee belangrijke politieke kwesties uit de eerste vier weken van Bush presidentschap. De eerste betreft zijn besluit de subsidie stop te zetten aan internationale organisaties op het gebied van ontwikkelingshulp die medewerking verlenen aan abortus. Dit is om meer dan een reden een merkwaardig besluit. Het is een demonstratie van Amerikaanse arrogantie. Omdat de VS een deel van de subsidie aan zo'n organisatie betalen, eist de president van de VS dat die organisatie het beleid op een ander punt (waarmee die subsidie geen verband houdt) aanpast aan zijn wensen. Dit terwijl het recht op abortus in de VS al jaren geleden door het Hooggerechtshof is bevestigd.

Bush probeert dus in andere landen onmogelijk te maken wat in de VS een recht is. Terecht heeft de Nederlandse minister Herfkens van Ontwikkelingssamenwerking hiertegen protest aangetekend en daarbij gelukkig de Europese Unie achter zich weten te verenigen. Daarentegen zal Verhagen dit beleid voorzeker uitleggen als een vorm van conservatief mededogen met het ongeboren kind in Zwart Afrika.

De tweede kwestie is de voorgenomen afschaffing van de successiebelasting, onderdeel van een kolossale belastingverlaging die voor het grootste deel ten goede zal komen aan de rijkste Amerikanen. Volgens de vader van Bill Gates werd in 1997 de helft van de totale opbrengst van de successiebelasting betaald uit 2400 erfenissen.

Afschaffing van de successiebelasting heeft vele kwalijke gevolgen voor de Amerikaanse samenleving. De rijken zouden naar schatting zes miljard dollar per jaar minder aan goede doelen gaan schenken, omdat die schenkingen dan niet langer van het belastbaar inkomen of vermogen kunnen worden afgetrokken. Dit is dodelijk, zo betoogt Gates sr. namens een aantal zeer rijke Amerikanen die tegen het voorstel van Bush zijn, voor kunst, cultuur en onderwijs. Die zijn immers, dankzij de lage belastingafdracht van rijke Amerikanen, veel meer dan in Europa aangewezen op liefdadigheid.

De Amerikaanse successiebelasting kwam bijna een eeuw geleden tot stand onder de eerste progressieve president, Theodore Roosevelt (1858 - 1919). Zij was onderdeel van een brede politiek, gericht op het terugdringen van het roofridderskapitalisme dat in het laatste kwart van de negentiende eeuw de VS was gaan beheersen en Amerika in een plutocratie dreigde te veranderen. Met Teddy Roosevelt begon de zogenoemde Progressive Era in de Amerikaanse politiek.

Daarin paste de invoering van successiebelasting wonderwel. Als verworven rijkdom zonder enige belemmering van geslacht op geslacht kon worden overgedragen en opgestapeld, wat kon er dan overblijven van het uitgangspunt van gelijke kansen voor iedereen? Uiteindelijk zou een erfelijke oligarchie van rijken het dan ook politiek voor het zeggen krijgen. Dat zou het einde betekenen van de vrije republiek.

Het voorstel de successiebelasting af te schaffen zet de klok een eeuw terug. Het compassionate conservatism van Bush geldt alleen de twee procent van de Amerikaanse belastingbetalers die zo onmetelijk rijk zijn dat over hun nalatenschap successierechten moeten worden betaald.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
22-02-2001

« Terug naar het overzicht