Met D66 alle kanten uit

Wat bezielt burgemeester Leers (CDA) van Maastricht om aan de vooravond van de formatie van het kabinet Balkende II roet in het eten te gooien? Vóór het mislukken als premier van zijn eerste kabinet riep Balkenende op tot het handhaven van ‘normen en waarden’. Aangezien hij er nooit in slaagde duidelijk te maken om welke normen en waarden het hem ging, bleef dit een dooddoener van jewelste.

            Tenslotte worden ook in de onderwereld  normen en waarden gehandhaafd, wat ertoe kan leiden dat je met afgezaagde ledematen in een vat beton wordt afgezonken in de Lek.

            Het motto van zijn tweede kabinet is ‘meedoen, meer werk, minder regels’, zo meldt het ontwerp-regeerakkoord. Zo heet het nu. Balkenende heeft stilzwijgend zijn pretenties bij de vorige formatie ingeslikt. Toen beweerde hij het zonder regeerakkoorden te zullen doen. Dat was paarse achterkamertjespolitiek. Zodoende heette het regeerakkoord van CDA, LPF en VVD ‘Strategisch akkoord’. Het is één van de vele voorbeelden van de wijze waarop praatjesmakerij over ‘nieuwe politiek’ neerkomt op bevestiging van de oude.

            Het komt mij voor dat de bewoners van het woonwagenkamp ‘de Vinkenslag’ in Maastricht het motto van Balkenende II allang gerealiseerd hadden. Zij deden mee, het moet nog worden aangetoond dat er volwassens bewoners waren die niet meededen aan autodiefstal en hennepkwekerij. Dat leverde werk op, ook al ben ik benieuwd hoeveel bewoners niettemin wekelijks in BMW of Mercedes  bij de Sociale Dienst in Maastricht hun bijstandsuitkering kwamen incasseren. Van ‘regels’, opgesteld door de misselijkmakende ‘bureaucratie’ die, zoals algemeen bekend, en ook volgens CDA, VVD en D66,  elk particulier initiatief in de kiem probeert te smoren, trokken de bewoners van de ‘vrijstaat’ Vinkenslag zich niets, maar dan ook niets aan.

            Zij zijn dus de ideale burgers van het Nederland dat het aanstaande kabinet voor ogen staat en dat maakt het des te pijnlijker dat nu juist een CDA-burgemeester de complete bestaande wet- en regelgeving niet alleen van toepassing verklaart op een deel van het grondgebied der Nederlanden dat zich daarvan al tientallen jaren wist gevrijwaard, maar daarbij ook nog honderden ambtenaren inzet.

            Gelukkig maken de voorgenomen bezuinigingen het waarschijnlijk dat steeds meer Nederland gaat lijken op het oude Vinkenslag.

Het treurigste van de nieuwe regeringscombinatie is echter niet de domme demagogie in de titel van het regeringsakkoord, maar de deelname van D66 aan dit kabinet. D66, toen nog D’66, werd in 1966 opgericht uit verzet tegen de onduidelijkheid in de Nederlandse politiek. Die bestond er volgens Hans van Mierlo en de zijnen bovenal uit dat de kiezer wel op een partij kon stemmen, maar vervolgens geen enkele greep had op wat die partij met zijn (of haar) stem zou doen: toetreden tot een regering of juist niet. Die kritiek houdt nog steeds stand, ook al zijn de remedies die D66 nu al een kleine veertig jaar voorstelt erger dan de kwaal.

            D’66 keerde zich indertijd tegen een politiek stelsel waarin het gewoon was dat politieke partijen weigerden vóór de verkiezingen te zeggen met welke partijen ze na de verkiezingen wel of niet in een regering zitting wilden nemen. Duidelijkheid moest er komen!

Duidelijkheid hield volgens het oorspronkelijke D’66 ook in dat partijen die bij verkiezingen verloren, niet voor de hand liggende deelnemers aan een nieuwe regering waren.

            Bij deze formatie toont het huidige D66 zich een partij van de soort waartegen ze in 1966 werd opgericht. Ze verloor bij de verkiezingen, verklaarde onder geen beding een CDA-VVD-coalitie aan een parlementaire meerderheid te zullen helpen,  maar deed dat uiteindelijk toch. Wie daarna twijfelt aan de resterende geloofwaardigheid van D66, krijgt te horen dat de partij in de oppositie ten dode was opgeschreven. Of, zoals D66-leider Boris Dittrich stelde: in de regering kom je meer in de pers dan in de oppositie – een overweging die voor geen andere parlementariër zó zwaar weegt.

            Opportunisme is geen enkele politieke partij vreemd. Maar D66 overdrijft in een mate die doet vermoeden dat de partij zelf ook wel weet dat ze overbodig is. Ze mag nu VVD en CDA aan een formele meerderheid helpen, maar ontleent daaraan geen werkelijke macht. Want als de D66-fractie dwarsligt, zorgen LPF en/of SGP en Christenunie wel voor steun aan Balkenende II.

            Deze zielige vertoning doet mij onwillekeurig denken aan de analyse van D66 van Jan Pen, indertijd mijn hoogleraar economie, aan het eind van de jaren zestig. Hij vergeleek de partij met de humorist Dorus, die van zichzelf zei: ‘Ik ben a. socialist ; b. kapitalist; c. met mij kan je alle kanten uit’.  

Bart Tromp

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
22-05-2003

« Terug naar het overzicht