Met de beste bedoelingen

HET RAPPORT WEEGT zes kilo en telt bijna 3400 pagina's, afgezien van de bijlagen. Het kwam gisterochtend om zes beschikbaar en ik begon om zeven uur te lezen. Ik ben er nog lang niet doorheen. Verbaasd nam ik waar dat Mient-Jan Faber (IKV) al vijf uur later het rapport typeerde als 'vermoorde onschuld', en dat Bert Bakker (D66) en Paul Rosenmoller (GroenLinks) vonden dat het nu tijd is voor een parlementaire enquete.

Mijn commentaar is gebaseerd op de stukken die ik al wel gelezen heb, onder de indruk van de nauwgezetheid en evenwichtigheid waarmee de auteurs te werk zijn gegaan. De toespraak bij de presentatie van Hans Blom, de directeur van het Niod, verdient in dit opzicht lof: ik vermoed dat hij de kern van de zaak heeft verwoord.

Aan het begin staat het besluit van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties om een zestal gebieden in het oosten van Bosnie tot safe areas uit te roepen en daar troepen te stationeren van Unprofor, de United Nations Protection Force.

Welbewust werden uit het mandaat van die troepen de woorden defend and protect geschrapt. De term safe area suggereerde een veiligheid voor de bewoners die de VN niet van plan waren te garanderen, net zomin als het mandaat van Unprofor inhield dat deze bewoners moest beschermen.

Het rapport constateert dat de toenmalige Nederlandse regering, het kabinet-Lubbers III, een lichtvaardig en onverantwoordelijk besluit heeft genomen door een bataljon van de Luchtmobiele Brigade ter beschikking te stellen voor het toezicht op de safe area Srebrenica. Het mandaat was onhelder, de troepen waren onvoldoende voorbereid op hun taak, het ontbrak aan de noodzakelijke militaire inlichtingenvoorziening en noch over eventuele militaire (lucht)steun, noch over een vertrekstrategie was iets geregeld.

Die noodlottige beslissing is allesbepalend geweest. De grote vragen over 'Srebrenica' gaan altijd over hoe het anders had kunnen gaan. Maar vanaf het moment dat Nederland op deze condities troepen voor de enclave aan Unprofor had geleverd, kwam steeds meer aan het licht dat het welbewust in een fuik was gezwommen; een fuik die vrijheid van handelen tot inzicht in de eigen machteloosheid reduceerde.

Het meest recente voorbeeld daarvan vormen de door het IKV verkregen en uitgelekte notulen van de ministerraad van 11 juli, waarin gesproken is van 'lotsverbondenheid' tussen Dutchbat 3 en de vluchtelingen in Potocari. Het rapport kwalificeert dit beraad als 'politiek-correct' en stelt snierend vast dit 'concreet alleen neerkwam op een oproep tot een spoedzitting van de Veiligheidsraad'.

Het tweede thema is uiteraard of Dutchbat 3 de moord op ruim zevenduizend mannen uit Srebrenica had kunnen voorkomen. Het antwoord is duidelijk en overtuigend: nee.

De moordpartijen vonden plaats onder een colonne van zo'n tienduizend man, deels behorend tot de 28ste Bosnische divisie, die een uitbraak richting Tuzla ondernam. Deze speelde zich af ver buiten de locatie waar het Nederlandse bataljon zich toen bevond.

Dat had daar ook geen weet van. Naar Potocari waren de vrouwen en kinderen gevlucht; Dutchbat 3 wist echter niet dat zich bij hen ook honderden mannen van weerbare leeftijd bevonden.

Militaire verdediging was uitgesloten. Het bataljon had allang als mogelijke gevechtseenheid opgehouden te bestaan, als gevolg van de maandenlange Servische blokkade van bevoorrading. Bovendien beschikte Dutchbat 3 daarvoor noch over het mandaat, noch over de uitrusting.

De onmogelijkheid van militair optreden komt echter vooral naar voren uit het feit dat Mladic en de zijnen altijd zorgvuldig rechtstreekse aanvallen op VN-troepen vermeden. Hij maakte daarentegen duidelijk bereid te zijn militair optreden van VN-eenheden te beantwoorden met mortierbeschietingen op de vrouwen en kinderen die zich in Potocari bevonden.

Het rapport rehabiliteert Dutchbat 3 en voert daar goede redenen voor aan; het bataljon - althans wat er in juli 1995 nog van restte - heeft zijn militaire en humanitaire taken naar behoren vervuld. Ook zijn commandant, overste Karremans, komt er minder slecht van af dan tot nu toe in de media.

Een zijlijntje in het relaas is hoezeer beeldvorming inderdaad beeldvorming is. Zowel het videofilmpje van de ontmoeting tussen Mladic en Karremans als dat van de hossende Dutchbatters in Zagreb heeft een heel andere betekenis dan de ogenschijnlijke.

Nederland was op het verkeerde moment en onder verkeerde voorwaarden in Srebrenica aanwezig. Het was machteloos toen het mis ging. Die machteloosheid vloeide voort uit de beslissing van 1993 om naar Srebrenica te gaan. Het trauma van Srebrenica is deze machteloosheid. De hardste les is te beseffen dat 'ons land' zich met de beste bedoelingen in een onmogelijke positie had gebracht, en dat het daarna niets meer kon.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
11-04-2002

« Terug naar het overzicht