Mio Ritzen
DAT 'ASSISTENTEN IN OPLEIDING' (aio's) aan de universiteit met een salaris beneden het minimumloon starten, vond minister Ritzen bij zijn aantreden geen probleem. Ze moesten alles nog leren en dat hoefde niet te gebeuren op kosten van de belastingbetaler.
Ik stelde toen voor de minister dienovereenkomstig te honoreren. Hij beschikte immers, in welk opzicht dan ook, over geen enkele politieke ervaring. Mijn vriendelijke suggestie werd genegeerd en de minister toucheert vanaf zijn aanstelling het primaire inkomen van tien aio's.
Daar staat tegenover dat een aio begint aan een in principe vierjarig project dat is goedgekeurd door een of meer promotoren, die geacht worden daar iets vanaf te weten. Een minister tekent voor een groter risico. Hij wordt niet begeleid door beterweters; zijn enige houvast is het regeerakkoord en als dat niks zegt: het program van zijn partij.
Aan beide heeft Ritzen geen boodschap; dat bleek vorige week, toen hij aankondigde dat het studiefinancieringsstelsel maar weer eens veranderd moest worden. De hoogte van de 'basisbeurs' - de toelage die iedere deelnemer aan het tertiair onderwijs beneden de 27 jaar ontvangt - wil hij nu afhankelijk stellen van het ouderlijk inkomen. Ritzen stelt daarbij wel als voorwaarde, dat ook de kinderbijslag 'ouderafhankelijk' wordt.
Daarover wordt nu wel geschamperd, maar in principe heeft Ritzen gelijk. Waarom zou de staat een studietoelage wel afhankelijk maken van het inkomen van de ouders van de student en niet de kinderbijslag? Op die manier zouden ouders van kinderen van achttien (voor oudere krijgen ze geen kinderbijslag) die geen studie volgen beter af zijn dan de ouders die hun dochter voor dokter of notaris laten studeren.
Het gelijk van Ritzen is echter beperkt. Als deze minister in opleiding (mio) consequent redeneerde, zou hij eisen dat alle sociale uitkeringen en overheidssubsidies voor mensen tot de leeftijd van 27 jaar afhankelijk worden gesteld van het ouderlijk inkomen. Het valt immers niet in te zien waarom iemand van wie de ouders miljonair zijn, wel aanspraak kan maken op een bijstandsuitkering, maar niet op een studietoelage. (En 27 jaar is natuurlijk een volstrekt willekeurige leeftijd, als vrijwel alle andere politieke en burgerlijke criteria de leeftijd van 18 jaar voor volwassenheid en zelfstandigheid aanvaarden.)
In de meer oliedomme reacties op het voorstel van Ritzen noemt men het in beginsel wel mooi, maar men ziet 'beren op de weg' bij de realisering. Aldus de woordvoerster onderwijs van de PvdA in de Tweede Kamer en het hoofdredactioneel commentaar in de Volkskrant. De eerste zag een grote beer op Ritzens weg (en was daarom tegen), het tweede een kleine (en was dus voor).
Volgens mij is de beer zeer groot. Er is geen sprake van dat de regeringspartijen de hoogte van de kinderbijslag afhankelijk willen stellen van het ouderlijk inkomen. Er zijn goede argumenten voor kinderbijslag. Er zijn ook goede argumenten voor afschaffing van de kinderbijslag. Er is maar een argument voor een inkomensafhankelijke kinderbijslag: een onrechtvaardig geacht stelsel van inkomstenbelasting. Maar dat argument ontkracht zichzelf. Het pleit voor een scherper, meer nivellerend belastingstelsel, niet voor allerlei inkomensafhankelijke maatregelen los daarvan. Die leiden bovendien tot een 'armoedeval' - zo gauw men wat meer verdient, wordt dat afgeroomd.
De nivellerende werking van zo'n ouderafhankelijke studietoelage moet overigens niet hoog geschat worden. Invoering ervan betekent logischerwijs ook, dat tegenover het opdraaien voor de studiekosten van een jonge volwassene weer een twee- of drievoudige fiscale kinderaftrek komt te staan. Onze mio merkt dat niet op zijn begroting, maar de overheid als geheel wel. Dat is kenmerkend voor het 'toko'-karakter van onze verzorgingsstaat. Wat bij het ene departement wordt bezuinigd, komt op kosten van een ander; dat echter interesseert fractie'specialisten' evenmin als 'vak'-ministers.
Dit alles zijn praktische tegenwerpingen tegen dit mio-project. Een bewindsman, zelfs al is hij een mio, mag echter ook op zijn politieke verantwoordelijkheid worden aangesproken. Dan constateer ik twee dingen. Het regeerakkoord stelt dat aan het bestaande stelsel van studiefinanciering niet gesleuteld wordt. Het verkiezingsprogramma van de Partij van de Arbeid (namens welke partij Ritzen minister is geworden) pleit voor een stelsel van studiefinanciering dat meer dan het huidige 'ouderonafhankelijk' is.
Waarom handelt mio Ritzen in strijd met het regeerakkoord en in strijd met het verkiezingsprogramma van zijn partij? Het antwoord is wat mij betreft duidelijk. In dat regeerakkoord is - impliciet - ook vastgelegd dat er minder geld voor onderwijs beschikbaar komt, maar dat er geen grenzen worden gesteld aan het groeiend aantal studenten.
Het hoger beroepsonderwijs mag beperkingen stellen aan het aantal studenten dat het toelaat; de universiteiten niet. Dat is op zichzelf al absurd, maar de kwestie waar het hier om gaat is dat Ritzen minister is geworden in de wetenschap dat hij bij een gelijkblijvend (zo niet krimpend budget) de opleiding van een groeiend aantal studenten moest financieren. Dat verklaart idiote noodsprongen als de zoveelste knoeierij met de studiefinanciering. Maar mio Ritzen heeft willens en wetens gekozen voor deze positie en het is de hoogste tijd dat hij daarop politiek wordt aangesproken
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 02-12-1992