'Mits goed in de hand gehouden'
PLOTSELING IS de monarchie of koningin Beatrix in opspraak geraakt. Het begon vorige week met Thom de Graaf, de fractieleider van D66, die verschillende open deuren intrapte. De eerste reacties uit de politiek lieten weten dat De Graaf hier de grenzen van het betamelijke ver had overschreden. De Partij van de Arbeid, althans premier Kok en Oranje-fractiespecialist Rehwinkel, liep voorop met gesis. De vice-voorzitter van de Raad van State, Tjeenk Willink, eveneens PvdA, vroeg zich af of de vorstin eigenlijk niet meer politieke ruimte zou moeten krijgen. Dijkstal en De Hoop Scheffer volgden pas later met hun verontwaardiging.
De Graafs opmerkingen kwamen uit de lucht vallen, in zoverre het verkiezingsprogramma van D66 niet deed vermoeden dat de partij een zaak ging maken van de wijze waarop het staatshoofd zijn functie uit moet oefenen. Zij borrelden echter op in het kielzog van de verschijning van het zoveelste boek van Harry van Wijnen over de macht des konings, dat vrijwel alle roddel en achterklap over de ambtsuitoefening van koningin Beatrix bij elkaar voegde. Althans, dat maak ik op uit recensies.
Femke Halsema, Kamerlid voor GroenLinks, wenste daarna een debat over het functioneren van de koningin. Nieuws van niks dat grote aandacht kreeg. Daarna openden verschillende serieuze dagbladen hun voorpagina met het bericht dat nu ook in de PvdA de monarchie ter discussie was gesteld.
Dit op basis van een al enkele weken geleden verschenen discussie-notitie van leden van de beginselprogrammacommissie. Alleen maar nieuws omdat de meeste journalisten en politici (inclusief die van de PvdA) niet wisten dat het bestaande beginselprogramma, vastgesteld in 1977, zich uitspreekt voor 'een gekozen staatshoofd'.
De aftrap van de fractieleider van D66 was ook in ander opzicht gericht op een open deur, omdat premier Kok eind 1999 al in Huis ten Bosch gesprekken over de 'modernisering' van de monarchie was begonnen. Zo berichten Kooistra en Koole in hun vandaag verschenen boek over 'invloed en macht van een eigenzinnige vorstin'. Dit bevat vooral een opsomming van wat uit allerlei bronnen al bekend is over de wijze waarop koningin Beatrix haar zonderlinge functie uitoefent. De auteurs zijn genuanceerder in hun oordeel dan veel van wat men nu kan vernemen van journalisten en - nooit rechtstreeks te citeren - politici. Eigenaardig, vind ik tweeerlei.
In de eerste plaats gaat het in het algemeen niet om nieuwe of recente voorvallen. De oudere liefhebber mist de verwijzing naar de opmerking van de jonge kroonprinses tijdens een cruise met andere vorstenkinderen op de Middellandse Zee tegen de pers, dat ze zich beter thuisvoelde bij 'ons soort mensen'. Dezelfde liefhebber herinnert zich ook de uitgelekte brief uit 1965 van de toenmalige fractievoorzitter van de PvdA, Gerard Nederhorst, aan verontruste partijgenoten. Daarin waarschuwt hij voor de eigenzinnigheid van de kroonprinses, maar vond deze een kleiner kwaad - 'mits goed in de hand gehouden door regering en parlement' - dan een gekozen staatshoofd, want dat zou iemand als De Quay of Luns worden.
In de tweede plaats wordt de koningin nu precies hetzelfde kwalijk genomen waarvoor zij jarenlang is geprezen. De wijze waarop ze haar ambt - zo noemt zij het zelf ook, eigenlijk een rare term voor een erfelijke afwijking - uitoefent heette eerst 'professioneel', maar nu 'kil' en 'zakelijk'. Haar debatteren op kennis van zaken en grondige dossierkennis wordt plotseling aangeklaagd als 'bemoeizucht'; haar efficiency als 'berekenend'.
Deze koningin maakt echter gebruik van de ruimte die de Nederlandse constitutie haar verschaft. Daarin verschilt ze niet van haar moeder. Wie in dit boek leest hoeveel moeite het ministers kost een tekst van 'Hare Majesteit' in politiek correcte richting bij te stellen, wordt herinnerd aan de merkwaardige 'pacifistische' redevoeringen van koningin Juliana in de jaren vijftig bij haar bezoek aan VS.
Minister van Buitenlandse Zaken Dirk Stikker, oud-hoofd van het Heineken-concern, maakte bezwaar, maar kreeg van de vorstin te horen: 'Moet ik dan zeggen 'het bier is weer best'?'
Het boek van Kooistra en Koole is een nuttige les in Nederlands staatsrecht. Het principe dat de koning onschendbaar is, betekent dat onze vorstin de ruimte heeft om te informeren, te waarschuwen en aan te moedigen.
Dit zijn de taken die de Britse staatsrechtgeleerde Walter Bagehot in de vorige eeuw aan een constitutioneel vorst toedacht. Alle voorbeelden die Kooistra en Koole aanvoeren van de 'invloed en macht' van de koningin, demonstreren dat deze daarbuiten alleen maar bestaat omdat ministers en minister-presidenten haar om wat voor redenen ook de ruimte daartoe geven.
Een uitzondering is de proclamatie door de kersverse vorstin van 30 april tot nationale feestdag. De toenmalige minister-president, Dries van Agt, voegde haar later toe: 'Er is er hier een de baas en dat bent u niet.' Dit nu is de kern van de constitutionele monarchie.
Redmar Kooistra en Stephan Koole, Beatrix. Invloed en macht van een eigenzinnige vorstin, Amsterdam, uitgeverij Bert Bakker, 180 blz., fl 28,50, ISBN 90351 2181 3
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 12-04-2000