MOMENTOPNAME

Na de aanslagen van 11 september 2001 verklaarde president George W. Bush dat er sprake was van 'een oorlog tegen het terrorisme'. Sinds afgelopen jaar is die term veranderd. De Amerikaanse regering spreekt nu van 'de lange oorlog'. Het is inmiddels de langste oorlog uit de Amerikaanse geschiedenis. Langer dan de Burgeroorlog (1861-1865), langer dan de Eerste (1917-1918) en de Tweede (1941-1945) Wereldoorlog.

En het eind is niet in zicht. Deze oorlog is zo gedefinieerd dat er geen eind aan kan komen. In het kader van de war on terrorism werd Irak in 2003 aangevallen, hoewel het regime van Saddam Hoessein niets te maken had met Al-Qa'ida en de aanslagen van september 2001.

Valt er na bijna vijf jaar een balans op te maken? Het maandblad Foreign Policy en het Center for American Progress hebben een panel van ruim honderd gerenommeerde Amerikaanse experts ondervraagd op het terrein van terrorisme en nationale veiligheid. Om een evenwichtig beeld te krijgen, zijn hun ideologische voorkeuren gewogen. De oordelen van 'conservatieven' tellen nu even zwaar als die van 'liberalen', met daartussen het grootste blok, de 'gematigden'. Het gezelschap is zodoende even select als divers, varierend van generaal buiten dienst Anthony Zinni, die jarenlang het US Central Command leidde (waaronder Irak ressorteert) en Lawrence Wilkerson, de voormalige stafchef van ex-minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell, tot ideoloog Francis Fukuyama en de uiterst rechtse journalist Arnaud de Borchgrave. In het panel mochten geen mensen zitten die voor de regering werken.

Het verrassende van de uitkomst is de mate van overeenstemming onder de experts. De grote meerderheid vindt dat de wereld de afgelopen jaren onveiliger is geworden voor het Amerikaanse volk. Minder dan een op de vijf van de panelleden denkt dat de Verenigde Staten de 'oorlog tegen terreur' aan het winnen zijn. 87 procent meent dat de oorlog in Irak een negatief effect heeft op de veiligheid van de Verenigde Staten; 81 procent noemt in dit verband Guantanamo Bay en de wijze waarop terreurverdachten daar en elders worden behandeld; 64 procent voert het Amerikaanse energiebeleid aan en 60 procent de politiek ten aanzien van Iran.

Overigens vindt slechts 4 procent Iran de grootste bedreiging voor de Verenigde Staten. De meesten plaatsten nucleaire wapens en nucleair materiaal boven aan de lijst van grootste bedreigingen, gevolgd door massavernietigingswapens in het algemeen en dan terrorisme. Meer dan 80 procent verwacht binnen tien jaar een aanslag in dezelfde orde van grootte als in 2001. Het panel uit grote zorg over de effectiviteit van de Amerikaanse veiligheidsdiensten. Het door allerlei afzonderlijke organisaties gevormde departement van Homeland Security krijgt het cijfer 2,9 als het gaat om nationale veiligheid. Meer dan 80 procent van het panel acht recente politieke beslissingen om de Amerikaanse inlichtingendiensten beter te laten functioneren pover als het gaat om resultaten.

Wat dan wel te doen? De voornaamste aanbevelingen betreffen het versterken van het ministerie van Buitenlandse Zaken, om Amerikaanse diplomatieke inspanningen succesvoller te maken (87 procent); het verminderen van de Amerikaanse afhankelijkheid van olie uit het buitenland (82 procent) en het beter laten functioneren van de inlichtingendiensten.

Waarschijnlijk ligt het in de bedoeling van Foreign Policy deze Terrorism Index jaarlijks te herhalen om zo te zien hoe Amerikaanse deskundigen door de tijd heen oordelen over het regeringsbeleid ten aanzien van terrorisme. Deze eerste index staat op zichzelf, en laat alleen zien of 'de oorlog tegen terrorisme' volgens het panel de afgelopen vijf jaar steeds beter of steeds slechter is gevoerd. Het lijdt geen twijfel dat het in de ogen van deze experts steeds slechter gaat. Daarvoor maken er te veel mensen deel van uit die in de eerste jaren van de 'oorlog' met geestdrift het beleid van Bush steunden.

Zo gezien bewijst de Terrorism Index vooral dat de 'oorlog tegen terrorisme', 'de lange oorlog' van George W. Bush en zijn vice-president Dick Cheney in Amerika op steeds meer scepsis en teleurstelling stuit en aan steun verliest, ook onder degenen die er eerst achter stonden.

Overigens blijf ik van oordeel dat de 'oorlog tegen terreur' een volkomen foute benaming is, en dat juist die foute benaming desastreuze consequenties heeft gehad voor de bestrijding van het terrorisme dat zijn hoogtepunt beleefde met de aanslag op de Twin Towers.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
01-07-2006

« Terug naar het overzicht