Naar een driejarige propaedeuse
Minister Ritzen blijft aan als bewindsman van onderwijs, ook al weet hij niet waarover hij het heeft volgens prof. drs B. M. Tromp, bijzonder hoogleraar internationale betrekkingen aan de Universiteit van Amsterdam en universitair hoofddocent politieke wetenschappen aan de Rijksuniversiteit te Leiden. Hij hekelt de voornemens van het komende 'paarse' kabinet de eerste fase van de universitaire en hbo-opleiding terug te brengen tot drie jaar.
Het stalinisme heeft ten minste twee satirische meesterwerken opgeleverd: de romans Een miljonair in Sovjet-Rusland en De twaalf stoelen, beide van het schrijversduo Ilf en Petrov, die hun grappenmakerijen in de Goelag-archipel met de dood hebben bekocht. De toenmalige Sovjetpropaganda namen zij in Een miljonair in Sovjet-Rusland zeer doeltreffend op de hak door de slogan 'Het vijfjarenplan in vier jaar' te laten volgen door het spandoek 'Het vijfjarenplan in drie jaar', waarop nog geestdriftiger communisten de leus 'Het vijfjarenplan in twee jaar' aanheffen.
Al ver voor de val van de Muur begon ik het onderwijs hier te omschrijven als 'de Sovjetzone van de Nederlandse samenleving' en ik was dus wel de laatste die verbaasd had moeten staan toen bij de opstelling van het regeerakkoord voor een 'paarse' coalitie het 'plan' werd gelanceerd de vierjarige opleidingen aan universiteit en hoger beroepsonderwijs tot drie jaar terug te brengen.
In het regeerakkoord zijn eerdere stellige voornemens na algemeen protest vervaagd tot de 'hoofdlijn dat aan alle studenten een driejarige opleiding zal worden aangeboden, die wordt afgesloten met een maatschappelijk erkende kwalificatie. Daarna kunnen de instellingen qua cursusduur niet uniforme, selectief toegankelijke vervolgopleidingen aanbieden.'
Dit is het echte plandenken: niet de maatschappij maakt uit of ze een of andere onderwijsgraad als waardevol erkent, dat doet de regering!
Er is ook niets nieuws onder de zon. Wie herinnert zich niet uit de jaren zestig de introductie van het baccalaureaat in de universitaire opleiding. Na een halve studie kon je 'baccalaureus' worden, maar helaas erkende 'de maatschappij' de waarde van dit diploma niet en stierf het baccalaureaat snel een zachte dood.
Dit betekent niet dat een driejarige universitaire of beroepsopleiding per definitie 'bizar' is, zoals sommige critici terstond meedeelden. Maar de lengte van een opleiding is even irrelevant als de lengte van een automobiel, zolang er niets bekend is over de breedte, de hoogte, het aantal zitplaatsen, het motorvermogen, de constructie enzovoort.
Over dit 'plan' vallen vele opmerkingen te maken. Hier beperk ik mij tot een procedurele en enkele inhoudelijke.
Ik kan mij niet herinneren dat in de verkiezingscampagne de lengte van de studieduur een strijdpunt is geweest. Dat is begrijpelijk. In geen enkel verkiezingsprogramma werd deze ter discussie gesteld, behalve in dat van D66. Daarin is weliswaar sprake van een voorstel de studieduur te differentieren, maar zeker niet van een uniforme driejarige opleiding. Het D66-programma propageert eerstefase-opleidingen van twee tot vijf jaar.
Nu eist D66 de driejarige opleiding op als een inwilliging van hun 'plan'. Maar dat plan bestaat helemaal niet en is in het verkiezingsprogramma van de Democraten niet te vinden.
PvdA-kamerlid Van der Ploeg roept zich in Het Parool van 17 augustus uit tot (mede)uitvinder van deze paragraaf in het regeerakkoord. Hij heeft dan volstrekt in weerwil gehandeld van het verkiezingsprogramma waarop hij tot lid van de volksvertegenwoordiging is gekozen. Dat bevat niet alleen niets over een driejarige opleiding voor universiteit en hbo, maar bepleit juist een scherper onderscheid tussen wetenschappelijk en hoger beroepsonderwijs.
Dat in een regeerakkoord compromissen gesloten worden tussen de deelnemende partijen, is onvermijdelijk, maar zo'n compromis moet wel gebaseerd zijn op de voorstellen die die partijen in hun verkiezingsprogramma's aan de kiezers hebben voorgelegd. Daarvan is in dit geval geen sprake. Ik beschouw dat als een ernstige aantasting van de democratie, maar het past natuurlijk wel in mijn these over het onderwijs als Sovjetzone van de Nederlandse samenleving.
Deze paragraaf kwam niet om onderwijskundige redenen in het regeerakkoord, maar omdat het systeem van studiefinanciering te duur is. Dat is het al vanaf 1986, toen het werd ingevoerd met kamerbrede steun. De critici hadden het nog duurder willen maken. Sindsdien wordt een politieke blunder van de eerste orde door de politici verhaald op de universiteiten, de instellingen van ander hoger onderwijs en de studenten.
Dit systeem geeft op een domme en ondoordachte manier een bepaalde leeftijdsgroep - die tussen 18 en 27 jaar - een rare subsidie om te studeren, zonder dat daar veel tegenover staat. Pas nu is hun een ingewikkelde eis gesteld om per jaar tenminste 25 procent te behalen van de studiepunten die in dat jaar behaald moeten worden. Dat leidt tot nog meer administratie en bureaucratie en een onoplosbaar probleem voor de instellingen van wetenschappelijk en hoger onderwijs. 'De politiek' financiert deze namelijk op basis van het aantal studenten dat ze laten slagen.
Zotte maatregelen Op het stelsel van studiefinanciering wordt vanaf de invoering beknibbeld, soms met zotte maatregelen als de OVjaarkaart voor studenten. Maar de politiek hervormt het stelsel niet ingrijpend. De richting van zo'n hervorming is duidelijk: de inkomensregelingen voor jongeren moeten worden geharmoniseerd, of ze nu studeren, werken of werkloos zijn. Nu worden universiteiten en hogescholen gedwongen hun programma's af te stellen op de consequenties van de bezuinigingen op studiefinanciering. Dat is de zaak op haar kop zetten.
Sleutelen aan de cursusduur is met andere woorden een vlucht naar voren die een veel wezenlijker probleem onbesproken laat. Ondertussen leggen zulke voorstellen wel weer de verantwoordelijkheid van de ellende bij de instellingen en niet bij veroorzakers in de Tweede Kamer en op het ministerie van onderwijs en wetenschappen.
Hier heerst nog de maootische ideologie volgens welke er geen domme studenten bestaan, alleen maar domme docenten. Zo zal minister Jo Ritzen zijn plaats in de Nederlandse geschiedenis slechts ontlenen aan de uitvinding van het begrip 'studeerbaarheid': de universiteit moet ervoor zorgen dat studenten de stof gemakkelijk tot zich kunnen nemen. Noch hij, noch 'de politiek' weten waarover zij het hebben.
Waar het werkelijk om gaat, is bij voorbeeld dit. In Leiden stonden het afgelopen studiejaar ruim negentig studenten ingeschreven om het eerste jaar van de studie politieke wetenschappen te volgen. Op grond daarvan kregen zij een studietoelage en een OV-jaarkaart.
In dat eerste jaar geef ik een - algemeen als zwaar erkend - college. Van die negentig studenten is tweederde nooit op dat college verschenen, heeft tweederde de eraan verbonden schrijfvaardigheidscursus zonder opgaaf van redenen gemeden, heeft tweederde niet gereageerd op een uitnodiging tot gesprek over studievoortgang, en heeft tweederde niet meegedaan aan het tentamen.
Al zou ik alle studenten die daar wel kwamen opdagen een tien geven, dan zou mijn college volgens Ritzen en de 'onderwijsspecialisten' in de Tweede Kamer nog niet 'studeerbaar' zijn, want dan nog zou ik een 'rendement' van niet meer dan dertig procent halen. Dat is heel hoog voor een kernreactor, maar veel te laag voor een docent: het ministerie vindt dat een 'studeerbare' opleiding driekwart van de studenten moet laten slagen.
In tegenstelling tot de (zeer weinige) staten waar een driejarige universitaire opleiding wel bestaat, kennen de Nederlandse universiteiten - anders dan veel hbo-instellingen - geen toelatingseis in kwalitatieve of kwantitatieve zin. Ik vind dat ook goed, al wordt dit uitgangspunt onhoudbaar als hbo en universiteit gelijkgeschakeld worden, terwijl het havo-examen toegang geeft tot het eerste en vwo tot de tweede. Waarschijnlijk zijn dit voor 'de politiek' kleinigheden.
Nederland kent een uniek systeem van selectie als men al binnen is: de propaedeuse in het eerste jaar. Dat is geen slechte uitvinding. De gedachte erachter is dat de student in een eerste jaar kennis maakt met de opleiding en op grond van zijn prestaties bewijst in staat te zijn de rest van de studie aan te kunnen. De Nederlandse politiek heeft dit proefjaar opgetuigd met allerlei toeters en bellen en herkansingen en uitstelregelingen, zodat men tenminste twee jaar over dat eerste jaar kan doen zonder in enig probleem te geraken.
Nu wordt erover geklaagd dat studenten langer studeren dan de officiele studieduur van vier jaar. Dat wordt aangemoedigd door het systeem van studiefinanciering, maar is ook gevolg van deze propaedeuseregeling. Die leidt al aan het begin tot studievertraging en brengt studenten het besef bij dat een studie toch niet echt serieus is.
Beide consequenties zijn veroorzaakt door precies dezelfde politici die nu bezig zijn een driejarige propaedeuse in te voeren.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 19-08-1994