NAIPAULS SUPERIORITEIT


De Nobelprijs voor literatuur is een even rare prijs als die voor economie en vrede. Bij drie andere Nobelprijzen (die voor natuurkunde, scheikunde en fysiologie of geneeskunde) is sprake van theoretische of daarvan afgeleide algemene vraagstukken waarvoor wereldwijd oplossingen worden gezocht. Die zoektocht is te volgen en de oplossingen worden algemeen geaccepteerd. Als klassiek voorbeeld geldt de jacht op de structuur van het DNA, de moleculaire drager van alle erfelijke eigenschappen, waarvoor Crick en Watson in 1953 een model vonden dat hun in 1962 de Nobelprijs voor fysiologie opleverde.

Sinds 1968 bestaat er ook een Nobelprijs voor economie, toegekend (want bij haar driehonderdjarige bestaan in het leven geroepen) door de Zweedse Centrale Bank. Maar economie is geen natuurwetenschap en de meeste laureaten komen uit een hoek die vergeefs pretendeert dat dit wel het geval is.

In het geval van literatuur is van wetenschappelijk meetbare excellentie of vooruitgang vanzelfsprekend al helemaal geen sprake, nog afgezien van het feit dat de jury (de Zweedse Academie) geen overzicht kan hebben van alles wat er in de wereld is geschreven. De prijs wordt zo het resultaat van een afweging gebaseerd op wereldroem en verdelende rechtvaardigheid, waarvan 'Nederland' ooit hoopt te profiteren. Al zijn de meest serieuze naoorlogse kandidaten - Simon Vestdijk en Willem Frederik Hermans - allang dood en begraven zonder dat zich opvolgers van eenzelfde kaliber hebben gemanifesteerd.

Van de belangrijkste schrijvers van de twintigste eeuw zijn zodoende onder anderen Kafka, Joyce, Musil, Nabokov en Greene nooit gelauwerd. Dat maakt de toekenning van de Nobelprijs voor letterkunde aan Sir Vidiadhar Surajprasad Naipaul des te opmerkelijker. De Zweedse Academie, altijd benauwd haar neus te stoten - zoals bij Alexander Solzjenitsyn in 1970 -, en evenzeer uit op politieke correctheid, koos nu een auteur wiens literaire kwaliteiten even onbetwist zijn als de politieke betekenis van zijn werk omstreden is. Dat geldt voor zijn romans, maar nog veel meer voor het andere deel van zijn oeuvre: een mengeling van reportage, diagnose en reflectie, besprenkeld met weinig zachtzinnige oordelen.

De zeggingskracht van zijn boeken berustte aanvankelijk vooral op het feit dat hier iemand aan het woord was van wie het moeilijk was zijn meningen te reduceren tot achtergrond en positie. Van Indische afkomst, geboren in Trinidad en al jong naar Londen vertrokken, kon Naipaul worden beschouwd als een exponent van de multiculturele mondialisering. Totdat bleek dat hij zich niet in overeenstemming met de hem toegedachte rol wenste te gedragen, zodat hij nu als multiculturele brombeer (NRC Handelsblad, 11 oktober) te boek staat. Thema's als ontworteling, de verscheurdheid van het leven in twee werelden en de verwoestingen die de modernisering aanricht in samenlevingsverbanden, vaak met uiterlijke imitatie en parasitisme als vormen van reactie, daar draait het in zijn oeuvre om. Naipaul toonde zich kritisch jegens voormalige koloniale overheersers, maar meer nog jegens hen die allang van dat juk bevrijd waren.

Het hardst kwam zijn boek Among the Believers. An Islamic Journey (1981) aan, waarin hij zijn bevindingen optekende van een reis door Iran (vlak na de machtsovername door ayatollah Khomeiny), Pakistan, Maleisie en Indonesie. Na twintig jaar heeft dat boek aan actualiteit gewonnen: het raakt de kern van de kwestie van de politieke islam.

Hij ziet mensen die hun vertrouwde wereld hebben verloren en worden geconfronteerd met een andere, vreemde wereld waarop ze geen greep hebben. Dat veroorzaakt frustratie en woede. De islam, met zijn pretentie niet alleen geestelijke leniging te bieden maar ook in de juiste inrichting van de maatschappij te voorzien, wordt dan hun manier om het de wereld betaald te zetten, al was het maar met een 'passie zonder een constructief program'.

De verwerping van de moderniteit van het Westen is immers parasitair. Enerzijds wordt die moderniteit veracht en gehaat. Maar tegelijkertijd is ze onmisbaar vanwege de technische, wetenschappelijke, culturele en economische mogelijkheden die ze biedt en waarin de islam niet voorziet. Naipaul noemt als voorbeeld de patroonheilige van fundamentalisten in Pakistan die stierf nadat hij zich per Boeing naar Boston had laten vervoeren om daar behandeld te worden.

In zijn boek Beyond Belief (1998) snijdt hij een ander thema aan: de invoering van de islam in de niet-Arabische wereld was zelf een vorm van gewelddadige modernisering, die echter niets heeft opgeleverd in termen van maatschappelijke vooruitgang en rechtsorde. Het opblazen van de twee grootste boeddhabeelden ter wereld door de Taliban, nog geen halfjaar geleden, is een voorbeeld.

Islamologen maken zich graag van Naipaul af met het verwijt - ook nu weer - dat hij 'de islam niet goed heeft bestudeerd'. Vergelijkt men de meeste bijdragen uit deze hoek aan het huidige debat over de islam met Naipauls werk, dan steekt de schrijver in politiek oordeelsvermogen met kop en schouders uit boven zulke deskundigen.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
20-10-2001

« Terug naar het overzicht