Nationaal Debat!
MET ZORG en belangstelling heb ik nagenoeg alles gelezen over het 'nationaal debat' dat volgens kamervoorzitter Deetman en minister Pronk (hierbij niet in functie, als ik het goed begrijp) gevoerd zou moeten worden. Volgens Deetman zou zo'n debat het Nederlandse beleid inzake 'Nederlands-Indie' in de periode 1945-1949 tot thema moeten hebben.
Voor Pronk staat de uitkomst al vast: dat beleid was fout. Dan heeft zo'n debat niet veel zin, is men geneigd te denken, zeker als in al die artikelen maar niet duidelijk wordt tussen wie dat debat moet plaatsvinden. De conclusie van Pronk is namelijk onomstreden: er is in Nederland vandaag de dag niemand die hardop en in alle ernst wil stellen dat het jammer en verkeerd is dat Nederland niet succesvol in de 'Gordel van Smaragd' de macht is blijven uitoefenen.
In mijn herinnering is de enige die in de afgelopen tien jaar een goed woord heeft overgehad voor de Nederlandse kolonisering van Indonesie, generaal Abdoel Haris Nasoetion, die in de onafhankelijkheidsoorlog de Siliwangi-divisie commandeerde. Zonder het Nederlandse imperialisme was er nu helemaal geen Indonesische staat geweest, legde hij minzaam uit aan zijn schuldbewuste Nederlandse interviewer.
Een nationaal debat. Hoe moet men zich dat voorstellen? De burgers verzamelen zich, op een elektronisch teken van de kamervoorzitter, in koffiehuizen en kerkgebouwen en zenden vervolgens afgevaardigden met hun bevindingen naar de Staten-Generaal?
Het enige concrete voorstel is tot nu toe afkomstig van het PvdA-kamerlid Van Traa, die eerst 'de deskundigen' aan het woord wil laten, waarna parlement en regering tot een eindoordeel moeten komen. Het is een voorstel dat al evenzeer van de aanmatiging der politiek getuigt als dat van Deetman. De volksvertegenwoordiging is er immers niet om namens het volk historische oordelen te vellen. De Tweede Kamer is er om wetten aan te nemen, te verwerpen of te amenderen en om het optreden van de zittende regering te controleren. Ze is er niet om over van alles en nog wat een mening te formuleren. Dat kunnen staatsburgers namelijk heel goed zelf.
Sommige politici vinden dat de 'politieke verantwoordelijkheid' voor het beleid moet worden vastgesteld en verwachten van een 'nationaal debat' dat het duidelijkheid verschaft over wat er toen allemaal gebeurd is. Maar er bestaat geen enkele onduidelijkheid over de politieke verantwoordelijkheid voor het gevoerde beleid. Die berustte bij het toen zittende kabinet, dat daarin steeds door een ruime meerderheid in de Kamer is gesteund.
Het argument dat er nog van alles bekend moet worden, kan alleen maar uit de sfeer van de politiek komen, want daar leest men in het algemeen weinig of niets, behoudens 'stukken'. De bronnenpublikatie die na 1969 is begonnen over de Indie-politiek, telt al achttien delen. Het voorlaatste deel van De Jongs geschiedschrijving over het Koninkrijk in de Tweede Wereldoorlog vat de bestaande kennis over 'ons Indie' in de periode 1915-1949 bevattelijk samen. Er is het lijvige proefschrift van Jan Bank, Katholieken en de Indonesische Revolutie, dat aan de spits staat van een lange rij studies over aspecten van de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd en het Nederlandse beleid. Er valt altijd nog meer te weten, maar het politiek wezenlijke is al lang bekend.
Eigenlijk is dat wezenlijke al te vinden in een beknopt boek van nog geen tweehonderd bladzijden dat al in 1949 verscheen en dat geschreven werd door een lid van de Tweede Kamer, die meer deed dan stukken lezen. Het is het in 1989 herdrukte De Indonesische tragedie - Het treurspel der gemiste kansen van Jacques de Kadt, toentertijd kamerlid voor de PvdA. 'Hij had gelijk,' schrijft Jan Bank in het nawoord, 'en hij zou het krijgen. De regering-Drees kwam tenslotte uit bij wat De Kadt hun als laatste kans had voorgehouden. Alleen, hij hoefde de moeizame arbeid van de ommekeer van instellingen, groepen en publieke opinie niet eigenhandig te leiden. Dat is ook een verschil tussen de zaakkundige bewindsman Drees en de intelligente pamflettist De Kadt.'
In dit oordeel van de historicus Bank klinkt door wat zo gemist wordt in de huidige schuld-of-boete-verhalen over het 'nationale debat': dat de 'Indonesische kwestie' een te groot complex is om het te kunnen behandelen in termen van het moreel falen van individuele politici.
Maar wellicht denken politici die een nationaal debat willen om erachter te komen wat er gebeurd is, niet zozeer aan zichzelf, maar aan de jeugd. Dat hadden ze dan beter twee jaar geleden kunnen doen, toen ze allemaal voor de wet op de basisvorming stemden en daarmee het onderwijs in de geschiedenis nog verder verminderden (ten gunste van niet bestaande vakken zoals 'verzorging').
Een 'nationaal debat' op de wijze van Deetman en Pronk is dus illusoir, maar als het mogelijk zou zijn, dan zou het beter gevoerd kunnen worden over de onberaden onafhankelijkheidsverlening aan Suriname. Daaronder gaat de Surinaamse bevolking daar en hier zwaarder gebukt dan de Indonesische onder de 'politionele acties'.
Een probleem rest: de datum van de aankomst van koningin Beatrix voor haar staatsbezoek aan Indonesie. Dit is met gevoel voor kinderachtigheid zo bepaald, dat zij niet op Indonesies vijftigste onafhankelijkheidsdag, 17 augustus, aanwezig is. Sommige geruchten spreken van een aankomst op de 18de.
Dit kan snel verholpen worden, zonder gezichtsverlies voor de regering-Kok, die voor aankomst en vertrek verantwoordelijk is. Hare Majesteit vertrekt inderdaad op 18 augustus van Schiphol, maar vliegt over de Pool en de Pacific, in plaats van via Singapore. Zij passeert dan de datumgrens, zet de klok een dag terug en landt net op tijd voor de feestviering in Batavia, eh: Jakarta. Buitenzorg!
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 18-01-1995