Nederlands nationalisme?

VORIG JAAR barstte er op de opiniepagina's van een aantal dagbladen een discussie uit over de Nederlandse natie en de Nederlandse staat. Dit gebeurde naar aanleiding van een artikel van Paul Scheffer, tweewekelijks columnist van NRC Handelsblad. Een jaar later verscheen een boek met het herziene artikel van Scheffer en allerlei commentaren daarop, of naar aanleiding ervan.

Van polemiek ben ik een groot liefhebber, maar aan het door Scheffer geopende debat heb ik niet meegedaan. Voornamelijk omdat het mij nooit duidelijk werd wat nu eigenlijk het probleem is dat hij aan de orde stelde. In het in boekvorm verschenene is die vraag niet beantwoord.

Scheffer vindt andermaal dat 'wij' vergeten dat wij Nederlanders zijn. Te gemakzuchtig dragen voorstanders van Europese eenheid Nederlandse soevereiniteit over aan een onduidelijke en ondemocratische Europese Unie. Te zeer worden de problemen van een 'multicultureel' Nederland onderschat. De Nederlandse staat en de Nederlandse natie zijn toe aan 'achterstallig onderhoud'. 'Nodig is een herwaardering van de nationale staat als drager van parlementaire democratie, sociale bescherming en rechtsstatelijkheid in de Europese Unie.'

In zijn betoog wordt nergens duidelijk en komt feitelijk zelfs niet eens aan de orde, wat daarvoor nodig is, waarop dat 'achterstallig onderhoud' dan wel moet neerkomen. Deze afwezigheid van een heldere politieke conclusie leidt wat mij betreft tot een dodelijker oordeel dan die over Scheffers diagnose, maar de bijdragen aan dit boek gaan allemaal over de laatste.

Koen Koch is ook hier eerste criticus. Hij neemt het Scheffer kwalijk dat die twee dingen door elkaar haalt. Het eerste is een feitelijke vraag: of het concept van 'nationale identiteit' behulpzaam kan zijn bij het te lijf gaan van feitelijke problemen als mondialisering en Europese integratie. Dat is een serieuze vraag, die Scheffer met 'ja' beantwoordt.

Dat leidt echter, zoals Koch en vele anderen in deze bundel aantonen, tot twee problemen. In de eerste plaats moeten dan de kenmerken van de 'nationale identiteit' van Nederland worden benoemd. Dit leidt altijd tot een betrekkelijk willekeurige accentuering van dingen die 'wij' mooi vinden: tolerantie, vrijheidszin, openheid, enzovoort. Wie wat verder terugkijkt, ontdekt dat wat in het huidige debat 'nationale identiteit' heet, tot voor veertig jaar geleden werd aangeduid als 'volkskarakter' - een term die terecht verdacht is geworden.

Koch wijst er verder op dat de Nederlandse natie niet veel van andere verschilt in het feit dat hij achteraf is uitgevonden. Het Wilhelmus is iets meer dan een halve eeuw ons volkslied, dankzij koningin Wilhelmina, maar veel langer was dit het Wien Neerlands bloed, dat in 1815 de prijsvraag won in de wedstrijd voor het volkslied van het pas door de Grote Mogendheden in het leven geroepen Koninkrijk der Nederlanden. De componist was een Duitser, zoals later de Italiaanse immigrant Viotta tekende voor vaderlandse liedjes als In een blauwgeruite kiel en De zilvervloot.

Het tweede punt is vanzelfsprekend dit: als er zo'n onomstotelijke Nederlandse identiteit bestaat, waarom is die dan tegelijkertijd zo zwak gevestigd dat het nodig is die met man en macht te redden? (Ook al geeft Scheffer niet aan hoe dit dan zou moeten.)

De bundel Het nut van Nederland bevat vele interessante en lezenswaardige bijdragen, die gelukkig ook van waarde zijn los van de warrige en politiek wazige thematiek waarmee deze wordt geopend.

De vragen die Scheffer aan de orde stelt, zijn niettemin reeel, zij het allerminst nieuw, zoals hij schijnt te denken. Zij hebben echter niets met elkaar te maken en het begrip 'nationale identiteit' helpt helemaal niet ze te beantwoorden.

De gedeelde soevereiniteit tussen Nederland en de zogenaamde Europese Unie wordt een steeds groter politiek vraagstuk, tenzij de democratie in Nederland wordt teruggebracht tot het niveau van de Franse. In dat geval is het Europese Parlement een wonder van democratie.

Ook de integratie van arme en slecht opgeleide migranten uit ander culturen in de Nederlandse samenleving is een reeel vraagstuk. Dat komt overigens eerder bij een oplossing door het in termen van sociaal-economische klasse te stellen, dan in dat van nationale identiteit.

Toch moet het kind niet met het badwater worden weggegooid. In wat wel denigrerend, maar niet onjuist 'deze moerasdelta' wordt genoemd, zijn in de loop van de eeuwen bepaalde politieke instituties en een bepaalde politieke cultuur ontstaan en gegroeid, waarin het rekening houden met minderheden een gewichtige plaats inneemt, evenals het streven naar consensus en het 'schikken en plooien', het politieke compromis - door Eduard Bernstein bestempeld als 'de hogeschool van de democratie'.

Dat is niet het gevolg van de betere inborst van de bewoners van de moerasdelta, maar de door niemand gewilde uitkomst van machtsverhoudingen tussen groepen van hen. Die erfenis verdient het om in stand te worden gehouden, maar een debat over 'nationale identiteit' levert, dat getuigt dit boek, daaraan geen bijdrage. Eerder het tegenovergestelde.

Koen Koch & Paul Scheffer (red.): Het nut van Nederland. Opstellen over soevereiniteit en identiteit. Amsterdam, Bert Bakker, 1996, 290 blz, ISBN 90-351-115573, prijs: ƒ 39,90.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
09-10-1996

« Terug naar het overzicht