Nederlands Tijdverdrijf


HET DEFINITIEVE BEWIJS dat het hier om een Nederlands Tijdverdrijf ging arriveerde op zaterdag met de Volkskrant. Het eerste katern bevatte een advertentie met de tekst: " Ondergetekenden vragen CDA, PvdA en VVD hun wedloop in dreigementen aan het adres van illegale buitenlanders te staken." Daarop volgden drieenzeventig namen, waarvan bijna zestig van mij bekende Nederlanders: (ex)hoogleraren, directeuren van musea en ander publieke uitspanningen, oud-politici, acteurs en actrices, zaakwaarnemers en vooral veel columnisten en journalisten, of althans mensen uit de sfeer van de media.

De tekst van deze klemmende oproep had iets dreigends en tegelijk iets onbestemds. Wat werd hier nu precies bedoeld, vroeg ik mij al herlezend af. Welke 'dreigementen' moeten hier ingeslikt worden? In ieder geval sloeg de advertentie niet op staatssecretaris Kosto's even ferme als ongelukkige: " We moeten ze laten verdwijnen," want daarvoor tekenden de VVD en het CDA niet (en de PvdA evenmin trouwens). Ze sloeg ook niet op de onberaden oproep van VVD-leider Bolkestein om kinderen van illegaal in Nederland verblijvenden de mogelijkheid tot schoolbezoek te ontzeggen. Of vonden de ondertekenaars dat iedereen die de Nederlandse grens overschrijdt recht heeft op een verblijfsvergunning?



Het is allemaal raden en de tekst valt in het vertrouwde bakje 'stemmingmakerij'. Ik zou daar vrede mee hebben als de ondertekenaars eerzame huismannen en -vrouwen waren geweest, die in zo'n advertentie stoom willen afblazen over onverteerde informatie of wat daarvoor doorgaat. Het wordt anders als het gaat om een gezelschap dat in overgrote meerderheid bestaat uit lieden die rechtstreeks toegang tot de media hebben, voorzover hun beroep er al niet uit bestaat hun (geargumenteerde) mening over van alles en nog wat te geven. Mensen die in plaats van een overwogen artikel te schrijven geld neertellen om een kreet te slaken - ik weet wel wat ik daarvan moet denken.

Dat geldt niet voor het vraagstuk van de 'illegalen' als zodanig. Want wat is dat vraagstuk nu precies? Bestaat het eruit dat de daartoe bevoegde Nederlandse instanties niet in staat zijn hen te registreren? Zijn het er te veel, als al kan worden vastgesteld hoeveel het er zijn? Is het de onbillijkheid die ontstaat omdat vluchtelingen die de officiele weg bewandelen, geweigerd worden, terwijl anderen die dat niet doen geen strobreed in de weg wordt gelegd? Is het dat zij werk verrichten dat geen legale buitenlander in Nederlander (om over vaderlanders maar te zwijgen) meer wil verrichten - althans niet voor die prijs en zonder sociale zekerheid?

Allemaal vragen waarop deze mediatijgers geen antwoord geven en dat geeft aan hoe weinig serieus zij de zaak nemen. Druktemakerij bij de laatste consumptie voor sluitingstijd treedt in de plaats van intellectueel engagement.

Het is de verdienste van Jan Pronk dat hij de discussie op een hoger plan dan dat van advertentie-slogans probeerde te tillen. Hij wenste de bepaling uit het PvdAverkiezingsprogramma aan te vechten dat Nederland geen immigratieland was. Helaas bleef hij daarna even duister als de ondertekenaars van de advertentie.

Die duisternis is echter kenmerkend voor de Nederlandse politiek, waar de dingen bij voorkeur niet bij hun naam worden genoemd en waar feiten en wensen worden verwisseld.

De kwestie is immers niet dat Nederland geen immigratieland is. Dat is het al sinds het begin van de jaren zestig. De kwestie is of politiek Nederland dat erkent en er consequenties aan verbindt. Bedoelt Pronk dat Nederland een welbewuste immigratiepolitiek moet gaan voeren, zoals Canada of Australie? Maar dat zou inhouden, zoals onder anderen zijn partijgenoot Jan Beerenhout al lang geleden in deze krant naar voren bracht, dat aan de ene kant streng geselecteerd wordt wie Nederland in mogen, aan de andere kant dat de toegelatenen een heel programma van opvoeding in taal en cultuur in hun nieuwe land ondergaan.

Daar sprak Pronk niet over. Hij werd wel onmiddellijk weersproken door andere politici - door die van zijn eigen partij, maar ook door Brinkman. Hun afwijzing was al even oppervlakkig als Pronks voorstel en daarom oninteressant.

De zaak is namelijk dat Nederland, net als West-Europa in zijn geheel, gezien de lage vruchtbaarheid en daaruitvolgende vergrijzing, op termijn met een tekort aan arbeidskrachten te maken krijgt en dan niet alleen op het allerlaagste niveau. Er is alle reden om de struisvogelpolitiek die de laatste dertig jaar is gevoerd

(niet alleen in ons land) voor wat betreft de binnenkomst van buitenlanders in te ruilen voor een weloverwogen immigratiebeleid. Dat zal er wel niet van komen. Pronk, Brinkman en de ondertekenaars van de advertentie hebben op geen enkele wijze laten blijken aan een serieuze gedachtenwisseling over dat thema toe te zijn.

Zo'n immigratiebeleid zou logischerwijs zijn complement moeten vinden in een emigratiepolitiek, met name van in Nederland te overvloedige arbeid en kennis, zoals op het gebied van agrarische produktie. Maar dat is al helemaal onbespreekbaar, want voor een politiek debat daarover schiet je niks op met grossierderij in even onbestemde als stemmige morele verontwaardiging - dat favoriete Nederlandse Tijdverdrijf.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
18-11-1992

« Terug naar het overzicht