Nek aan nek
DE VERKIEZINGSCAMPAGNE gaat zijn laatste week in, maar erger dan nu kan het niet meer worden. De media houden ons bijna van uur tot uur op de hoogte van de frenetieke inspanningen die de lijsttrekkers zich getroosten om met de meest uiteenlopende kiezers in contact te komen. Ook het voetvolk, dat in hun schaduw volgende week de Kamer binnenschuifelt, wordt op de voet gevolgd.
Terwijl de voormannen zich via de media met elkaar onderhouden en steeds nieuwe surprises toevoegen aan de al veel eerder vastgestelde partijprogramma's, voeren marktonderzoekers hun eigen strijd. Men zou na de lachwekkende mislukkingen uit het verleden (de Centrumdemocraten zouden begin jaren tachtig 'de vierde stroming' worden, de Vrouwenpartij werd een paar jaar later op zeventien zetels begroot zonder er een te krijgen) verwachten dat de media wat sceptischer over opiniepeilingen zouden zijn. Het tegendeel is waar.
Voor zover de onderzoeksbureaus dat zelf al niet doen, vervalsen en vervormen de kranten, radio en televisie systematisch de resultaten van kiezersonderzoek. De onderzoeksbureaus doen dat door op oncontroleerbare wijze degenen die zeggen nog niet te weten hoe ze zullen stemmen, toe te rekenen aan een partij. De media doen dat door de peilingen voor te stellen als voorspellingen. Dat zijn ze niet; ze registreren alleen wat mensen zeggen dat ze op dt moment zouden stemmen, als er nu verkiezingen waren. Voorspellende waarde heeft zo'n peiling in het geheel niet.
De tweede vervalsing bestaat eruit de uitslag van zo'n peiling te vertalen in kamerzetels. De onzekerheidsmarges van dit type onderzoek maken dit ontoelaatbaar. Als in de krant of op de televisie bekend wordt gemaakt dat het CDA 34 zetels zou halen, dan betekent dat feitelijk - los van de eerder genoemde toerekeningsmethode van het betreffende bureau - zoiets als: het is voor negentig procent waarschijnlijk dat het CDA voldoende stemmen zou halen om tussen de 32 en 36 kamerzetels te halen, als deze peiling een echte verkiezing was geweest.
Hieruit volgt dat de druktemakerij over de peilingen luchtfietserij is. De verschillen tussen de partijen liggen in het algemeen binnen de onzekerheidsmarges. Maar ja, ze vormen vrijwel het enige waaraan deze campagne spanning ontleent. Het SGP-kamerlid Van der Vlies heeft dan ook volstrekt gelijk als hij klaagt over de volledige inhoudsloosheid van de campagne, die vervangen is door competitie tussen opiniepeilingen. Zijn voorgestelde remedie: openbaarmaking van dit onderzoek tijdens de campagne verbieden, lijkt me echter erger dan de kwaal.
Hoe zou de campagne er zonder opiniepeilingen uitzien ? Denkt iemand daar wel eens over na ? Zonder de peilingen zouden de verkiezingen hun merkwaardige wedstrijdelement niet hebben. Want als ik het goed gevolgd heb, is het belangrijkste issue nu welke van de twee regeringspartijen het minst verliest: die schijnt volgens een voor mij nog niet doorgronde politieke logica niet alleen de verkiezingen te winnen, maar ook de minister-president te mogen leveren.
Het voorspelde verlies van PvdA en CDA, en de voorspelde winst van D66 en VVD hebben er verder toe geleid dat deze vier partijen in zeteltal nu in dezelfde categorie terecht zijn gekomen ('nek aan nek'). Dat is goed voor een tweede wedstrijdelement in de campagne: welke partij wordt de grootste ? Maar op de een of andere manier doet deze wedstrijd nog het meest denken aan die van jongetjes over wie het verst kan wateren.
Om een of andere reden denken de partijleiders en hun 'campagne-managers' dat zulke vragen de spanning erin brengen. Ik krijg de indruk dat zij er alleen zelf opgewonden van raken en eigenlijk is dat ook niet verwonderlijk.
Toen bij de kamerverkiezingen van 1977 de PvdA de leus aanhief 'Kies de ministerpresident' - als onderschrift bij een groot portret van Den Uyl - was dat een perfecte vondst, want in die leus werd zowel inhoudelijk als machtspolitiek de inzet van deze verkiezingen zichtbaar. Wat wij nu zien is iets anders: de campagnes verwijzen niet naar grote politieke keuzen, maar naar zichzelf. Dat is hun echte amerikanisering: de kiezers worden erin getraind de kandidaat-politici allereerst te beschouwen als media-persoonlijkheden.
De infantilisering van de politiek krijgt verder gestalte in de ernst waarmee de partijen hun programma's laten 'doorrekenen' en van een cijfer laten voorzien door het Centraal Planbureau - alsof die programma's ook zouden kunnen worden uitgevoerd en alsof het CPB ooit een toekomstvoorspelling heeft gedaan die juist is gebleken.
Het is een zonderlinge situatie. Nooit eerder werd er zo intensief campagne gevoerd, nooit eerder leken er zulke verschuivingen onder de kiezers mogelijk als nu, maar tezelfdertijd wordt maar niet duidelijk waar de verkiezingen eigenlijk over gaan. Over de toekomst van de verzorgingsstaat ? Over de inrichting van de Nederlandse infrastructuur ? Over Nederlands plaats in Europa en de wereld ?
Ten opzichte van de campagne voel ik mij als kiezer net als Labour-voorman Dennis Healey die in het Britse Lagerhuis werd geattaqueerd door Douglas Hurd (tegenwoordig minister van buitenlandse zaken). Toen Hurd eindelijk was uitgesproken zei Healey: 'Het is net alsof ik door een dood schaap te grazen ben genomen.'
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 27-04-1994