Niemand deed het

EERST ZAT IK te wachten op nadere informatie over de door de Amsterdamse hoofdcommissaris gesuggereerde infiltratie van de georganiseerde misdaad in de politiek. Gisteravond werd duidelijk hoe bescheiden deze tot dusver gestalte had gekregen: een mislukte poging om op de lijst voor een deelgemeenteraad van Amsterdam te komen. Het lijkt mij het zwakste argument tegen deze onzinnige vorm van gemeentelijke decentralisatie.

Deze mislukte infiltratie wordt in verband gebracht met de stelling dat politieke partijen, met name de PvdA, opener zijn geworden en daarmee ook kwetsbaarder.

'Vroeger,' zo luidt het verhaal moest je jaren folders rondbrengen voor je op de lijst mocht, tegenwoordig kun je kandidaat gesteld worden zonder dat je echt bekend bent in de gelederen van de partij.'

Het is een sterk overdreven voorstelling van zaken. Politieke partijen hebben het, zeker op lokaal niveau, niet voor het kiezen als het om kandidaten voor vertegenwoordigende lichamen gaat en op elke kandidatenlijst komen namen voor van mensen die nog maar kort lid zijn van of actief binnen de betreffende partij. Dat is al vele jaren zo, en al vele jaren is het ook zo dat dit nog wordt versterkt door het streven naar etnische en geslachtelijke representativiteit op de lijst.

Het probleem is niet de organisatie van politieke partijen, maar de grootte van de georganiseerde misdaad. Het gaat hier om concerns waarin honderden miljoenen omgaan en die buiten de wet opereren. Daarmee is een machtsfactor ontstaan die in het maatschappelijke en politieke leven onvermijdelijk een rol gaat spelen die nog wel verder zal gaan dan pogingen een stroman in een deelgemeenteraad te krijgen.

Waar ik daarom niets van moet hebben zijn voorstellen, die nu plotseling worden gelanceerd, om de kandidaatstelling binnen politieke partijen aan een speciaal juridisch regime te onderwerpen. Evenmin ben ik het eens met de gedachte van minister Dales om leden van gemeenteraden en van Provinciale Staten te schorsen of te royeren als ze zich aan schandelijke activiteiten hebben schuldig gemaakt.

Wat uit al deze voorstellen spreekt is paniekvoetbal en een gebrek aan gevoel voor constitutioneel-democratische verhoudingen. Alle Nederlanders moeten zich aan de wet houden. Er is geen enkele reden om aan leden van, of vertegenwoordigers namens, politieke partijen vanwege de overheid speciale eisen te stellen. Politieke partijen zijn publieke verenigingen, net als andere, en zij hebben mogelijkheden te over om zelf orde op zaken te stellen.

Wanneer iemand vanuit een criminele organisatie een politieke partij 'infiltreert'

en dat komt uit, dan is het betrekkelijk eenvoudig om hem of haar te royeren. Als het niet uitkomt, dan helpen wettelijke maatregelen zoals voorgesteld door minister Dales ook niet. Juridisch is er overigens niets aan de hand, als ik het goed begrijp. De infiltrant had geen strafblad en wordt ook niet verdacht van strafbare feiten. Dit onderstreept de gedachte dat dit probleem niet moet en ook niet kan worden aangepakt met wettelijke maatregelen.

Henk Vredeling kan juridisch ook niets gemaakt worden. Aan de 'onthullingen' van het televisieprogramma Nova, over de wapenhulp die hij twintig jaar geleden, tijdens de Jom Kippoer-oorlog, als minister van defensie aan Israel verschafte, zitten verschillende kanten. Lezers van Het Parool zullen er niet van opgekeken hebben, want het hele verhaal stond enkele weken geleden in de weekeindbijlage PS. Het is echter pas nieuws geworden sinds het op de televisie is geweest; nu pas ook maken andere kranten er melding van.

Vredeling vertelde gisteren in Nova dat hij op eigen houtje besloten had wapens en wapenonderdelen te leveren, zonder daarin premier Den Uyl en minister van buitenlandse zaken Van der Stoel te kennen. Hij vond dat het binnen zijn verantwoordelijkheid lag zulks te doen en hij wilde ook niet dat het kabinet erop kon worden aangesproken.

Zijn eigen argumentatie was kort en goed: Israel verkeerde in doodsnood en hij wilde niet nog eens meemaken wat hij in de Tweede Wereldoorlog had gezien. Vredeling herinnerde nog eens aan de afstandelijkheid waarmee Europa op de oorlog reageerde. Vliegvelden bleven gesloten voor de aanvoer van munitie en onderdelen uit de Verenigde Staten: 'Niemand deed iets.'

Vredeling deed wel iets. Staatsrechtelijk vrees ik dat het niet deugde, ook al stelt de oud-bewindsman dat hij zich gedekt wist door het besef dat hij zijn handelen in de Tweede Kamer zou kunnen verantwoorden. Dat debat had ik graag willen bijwonen. Want deze zaak laat vooral zien waar staatsrecht en politiek niet meer in elkaar passen en de laatste zich buiten het raamwerk van de eerste perst.

Dat moet wel een uitzondering blijven. Maar Vredeling deed tenminste iets.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
27-10-1993

« Terug naar het overzicht