Niet-Nixers zijn parasieten van de Partij van de Arbeid

'FALEND leiderschap PvdA houdt vernieuwing tegen' stond er boven een artikel dat afgelopen zaterdag op deze pagina verscheen. Het werd ondertekend door Maartje Prins en Guido de Graaf, die meldden dat ze eind 1996 in het pamflet Niet Nix de PvdA 'onze liefde hadden verklaard' en daarna samenvatten wat 'zij' in dat pamflet hadden geschreven. Hun namen komen echter niet voor op de lijst van auteurs van dit werkje. Het is niet het enige wat er mis is aan hun artikel.

Dit begint met een aanval op de Tweede-Kamerfractie van de PvdA, die 'te stil' is, niet 'bevlogen' en 'zich niet laat horen'. Terwijl premier Kok populair is, ziet het er in de peilingen somber voor de partij uit. Als de laatste nu maar 'offensief', 'positief' en 'flitsend' zou opereren, zo suggereren de schrijvers, dan zou het er allemaal veel beter voor staan.

Dit is een politieke diagnose van lik-me-vestje. Zij miskent immers volledig dat de PvdA indertijd voor een politieke strategie heeft gekozen waarin alle inhoudelijke en programmatische issues welbewust ingeruild zijn voor het profileren van Wim Kok. De toenmalige voorzitter van de PvdA heeft dat toentertijd in deze krant op buitengewoon openhartige wijze in dagboekvorm verteld. De PvdA leed vervolgens het grootste verlies uit haar geschiedenis, maar dit werd verhuld door het nog grotere van het CDA, zodat de partijtop eigenlijk vond dat hij een geweldige verkiezingscampagne had gevoerd.

De strategie om het electorale lot van de PvdA volledig te verbinden aan het optreden van Kok is daarna consequent volgehouden, in de hoop dat Kok na acht opeenvolgende verkiezingsnederlagen toch ook wel ooit winst zou boeken. Of dit een verstandige strategie is, laat ik hier buiten beschouwing. Waar het om gaat, is dat zo'n strategie niet veel politieke speelruimte aan een Tweede-Kamerfractie laat. De zogenaamde Niet-Nixers kunnen daarom niet tegelijkertijd Kok bejubelen en de PvdA-fractie wegens haar steun aan het beleid van Kok aanvallen.

In het artikel wordt vervolgens gesteld dat de 'vernieuwing' van de PvdA stagneert, sterker nog dat 'er niets wezenlijks in de partij is veranderd'. De auteurs noemen als voorbeeld de ontwikkelingen rond het (nieuwe) verkiezingsprogramma, 'dat wordt geschreven op een volkomen ondemocratische wijze. Inspraak en invloed worden beperkt tot schijnvoorstellingen als de publieke ondervragingen en de congresconferentie, waar niemand van de programmaschrijvers zich wat van aantrekt.' Hier slaan zij de spijker op de kop.

Maar wat zij zich klaarblijkelijk niet realiseren, is dat de gang van zaken rond het nieuwe verkiezingsprogramma geheel en al het patroon volgt dat met de 'vernieuwing' onder Rottenberg en Vreeman werd ingevoerd in de PvdA: afschaffing van interne democratie en vervanging van de openbare besluitvorming door vrijblijvende discussiebijeenkomsten met muziek. Trouwens, de 'festivals' van Niet Nix zijn op precies dezelfde wijze georganiseerd.

Daarna slaan de schrijvers een nog verongelijkter toon aan. Zij zijn zo goed geweest allerlei nieuwe en frisse ideeen te bedenken en gratis aan de PvdA ter beschikking te stellen, maar nu merken zij dat daar niks mee gedaan wordt, of hoogstens 'in afgeslankte en daarmee waardeloze vorm'.

Het probleem van Niet Nix is echter dat het gezelschap aan ideeen niets heeft te bieden. Het is een stijlgroep die geen belang stelt in de inhoud van politiek (dat kwam ook naar voren uit hun artikel in deze krant), maar vooral gevoelig is voor de wijze waarop politiek en politici in de media verschijnen. Dientengevolge lijden de auteurs aan het misverstand dat je politiek interessant bent als je oudbakken, of uit de lucht gegrepen ideeen opluistert met bijvoeglijke naamwoorden als 'hartstochtelijk', 'fris', 'nieuw', 'flitsend', 'moedig, 'inspirerend' of 'positief'.

Deze week hoorde ik een vertegenwoordiger van Niet Nix verkondigen dat er in Nederland een districtenstelsel moet komen voor de Tweede-Kamerverkiezingen. Hij vertelde het op korzelige toon, al vermoeid over het feit dat deze even vanzelfsprekende als briljante gedachte niet onmiddellijk door iedereen was omarmd. Sinds het midden van de jaren zestig wordt in Nederlandse politiek gedebatteerd over de voor- en nadelen van zo'n stelsel en van de vormen die het hier zou kunnen aannemen. De laatste ronde was vorig jaar, toen de zonderlinge voorstellen tot verandering van het kiesstelsel in het kabinet sneuvelden.

Misschien is dat al een te ver verleden voor Niet Nix. Wat mij betreft is dat niettemin geen reden om een jaar later niet voor een districtenstelsel te pleiten, ook al is dat pleidooi noch nieuw noch fris. Je mag echter van mensen die zich luidruchtig op de borst kloppen vanwege hun originaliteit op zijn minst verwachten dat zij hun standpunten beargumenteren door in te gaan op wat daarover eerder in politiek en wetenschap te berde is gebracht. Zolang zij daartoe niet in staat zijn, kan men zich alleen maar verbazen over de arrogantie waarmee hier zeepbellen worden geblazen alsof het een prestatie op het niveau van de toepasbaarheid van kernfusie is.

Die toon van verongelijktheid is ook op een ander niveau nogal stuitend. Niet Nix is niet een club gelijkgestemden die bij elkaar zijn gekomen om van buitenaf de lange mars door de instituties te ondernemen. Het is een initiatief van twee daartoe door de toenmalige voorzitter aangestelde en betaalde krachten op het partijbureau van de PvdA. Er zijn geen leden, er is geen interne democratie, laat staan dat contributie wordt geheven. Alle kosten, ook die van de 'festivals', komen op rekening van de PvdA, dat wil dus zeggen dat ze betaald worden door de leden, die voor hun contributie-afdracht heel wat minder mogelijkheden krijgen om binnen hun partij invloed ('geen macht') uit te oefenen, of zelfs maar aan informatie te komen.

Niet Nix is dus letterlijk een parasiet van de PvdA. Recht van spreken zal deze club pas hebben als ze een eind maakt aan haar volledige organisatorische en financiele afhankelijkheid van de PvdA en in staat blijkt zelfstandig een eigen draagvlak te scheppen.

Dan nog blijft onverlet dat recht van spreken politiek niet erg relevant is als het blijft bij de taal van advertentie-adviseurs en mannetjesmakers in spe. Zeker de PvdA heeft uiteindelijk geen enkel belang bij een verdere 'Endemolisering' van de politiek.

In Het Parool van 13 september verweten Maartje Prins en Guido de Graaf van Niet Nix de PvdA-top falend leiderschap, omdat deze vernieuwing zou tegenhouden. Jacques Wallage beloofde dit voorjaar 'een serieuze dialoog', maar komt zaterdag niet naar het 'Niet Nix Toekomstfestival'. Maar volgens Parool-columnist Bart Tromp heeft Niet Nix geen recht van spreken.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
18-09-1997

« Terug naar het overzicht