Nieuwe Eurosclerose
AAN DE VOORAVOND van de zogenaamde 'Europese verkiezingen' is het enthousiasme ervoor ver te zoeken. Terwijl het Europese Parlement sinds het Verdrag van Maastricht meer bevoegdheden heeft dan vroeger, heeft zich een discussie ontsponnen over de vraag of het eigenlijk wel een parlement is. Nu, dat is het - historisch gezien - niet.
Parlementen zijn middeleeuwse instituties die belangen van standen en corporaties vertegenwoordigden. Vorsten waren daarop aangewezen om aan geld voor oorlog en hofhouding te komen. Waar dat niet lukte, zoals in Frankrijk en Pruisen, werden parlementen aan de kant geschoven en ontstond een absolutistisch regime dat een bureaucratie opbouwde om de staatsuitgaven te financieren, via heffingen en belastingen. Elders kwam het tot een machtsevenwicht tussen vorst en parlement, zoals in Engeland en Zweden. En in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden bleef het parlement, de Staten-Generaal, dominant ten opzichte van de Oranjes, die er pas in 1815 in slaagden een monarchie te stichten, en dan alleen nog maar dank zij buitenlandse druk.
In de achttiende en negentiende eeuw zijn deze parlementen vervolgens langzaamaan getransformeerd van organen van standen-representatie in democratisch gekozen volksvertegenwoordigingen. Wat bleef was hun controle op de uitoefening van macht, al ging het nu niet meer om een vorst, maar om een gekozen regering.
Het Europese 'parlement' heeft een heel andere genealogie. Het is gestart als een vrijblijvend adviescollege; dat heeft in de loop van de laatste twintig jaar enige controlerende bevoegdheden gekregen ten opzichte van de Europese Commissie. Maar daarmee is nog geen sprake van een echt parlement.
Dat is echter maar goed ook. Het 'democratisch tekort' in de Europese Unie bestaat er niet uit dat het Europese Parlement te weinig bevoegdheden heeft ten opzichte van de Europese Commissie. Het bestaat eruit dat de echte macht wordt uitgeoefend door de Europese Raad van Ministers op een wijze die noch nationaal, noch op Europees niveau wordt gecontroleerd.
Dit probleem wordt veroorzaakt doordat geen duidelijk beeld meer bestaat over hoe het verder moet met Europa. Vanaf de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal - het begin van het integratieproces - hebben aan dat proces twee visies ten grondslag gelegen. In de eerste, de federalistische, was het erop gericht door middel van economische samenwerking en vervlechting het fundament te leggen van een Verenigde Staten van Europa. Dit was de visie van grondleggers van de Gemeenschap, zoals Jean Monnet.
Daar tegenover bestond een andere, die het scherpst naar voren is gebracht door Charles de Gaulle. Europese samenwerking is daarin een middel om de kwijnende grandeur van de nationale staat, in dit geval Frankrijk, te versterken. 'Er is alleen maar een Europa van de vaderlanden. Al het andere is retoriek.'
Deze twee visies sluiten elkaar theoretisch uit, maar dat was geen probleem zolang het ging om economische integratie en de vorming van een gemeenschappelijke markt. Dat immers was iets dat met allebei zeer wel strookte. Voor de rest ging het erom de tegenstellingen toe te dekken door om de vier of vijf jaar plechtige verklaringen af te leggen over verdere Europese samenwerking. Die kosten niets.
Dat veranderde toen het integratieprogram van de jaren tachtig - de vorming van een open, gemeenschappelijke markt met vrij verkeer van personen, goederen, kapitaal en diensten - eind 1992 was voltooid. Toen moest een volgende stap worden bedacht. Dit zou in Maastricht gebeuren, en dat liep uit op een ingewikkeld fiasco.
In plaats van voor een duidelijke richting te kiezen, werd er een ondoorzichtige brij gebrouwen, waaruit bij verhitting luchtbellen ontsnappen terwijl hij op de bodem van de pan aankoekt. Het afgesproken gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid ontwikkelde zich in de Joegoslavische Oorlog tot een ware politieke en morele catastrofe. De voorgenomen Monetaire Unie is bezig een hersenschim te worden.
Daarentegen wordt de laatste jaren maar al te zeer zichtbaar de gigantische corruptie - vooral (maar niet alleen) beneden de olijvengrens. Het is bij voorbeeld geen woord te veel gezegd dat de tientallen miljarden die de EG aan de lidstaat Griekenland heeft geschonken sinds zijn toetreding, alleen een al bestaande elite van politici en ondernemers hebben verrijkt, maar averechts hebben gewerkt op de Griekse economie. De uitbreiding van de Europese Unie - een begrip dat een perfecte uitdrukking is van de retoriek die sinds 'Maastricht' de boventoon voert - met nieuwe leden betekent een verzwakking en accentueert nog eens schril hoe de Oosteuropese landen economisch zijn buitengesloten.
'Europa' verkeert in een niet eerder gekende crisis. En waar de echte problemen niet onder ogen worden gezien en aangepakt, stort men zich op vermeende. Dat is de realistische weerzin bij een groot publiek tegen 'Brussel'. Aldus is het mogelijk dat zich in de Europese Commissie al meer dan twee jaar een discussie voortsleept over een Europese norm voor het condoom, gebaseerd op een gemiddeld Europees mannelijk geslachtsdeel van 17 cm lang en 5,6 cm in doorsnee. Een maat die de Britse regering, die zich nog altijd representant van een Grote Mogendheid acht, voor de Engelsen te klein acht.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 08-06-1994