Niks

DE AANDACHT DIE het pamflet in de media heeft gekregen, is omgekeerd evenredig met de kwaliteit van de inhoud. Daaruit mag men concluderen dat de opstellers (of redacteuren) bekwamer zijn in public relations dan in denken en schrijven. Het pamflet heet Niet nix, wat ook wijst op een gebrekkige beheersing van de Nederlandse spelling.

Het moeilijke bij de beoordeling ervan is dat het zicht op de inhoud grotendeels wordt geblokkeerd door de nadrukkelijkheid waarmee de auteurs ervoor zijn gaan staan. Zij presenteren zich als 'jonge PvdA-leden' die deze partij allerlei keuzes voorleggen, als 'jongeren die het heft in eigen handen hebben genomen'. In feite gaat het voor het merendeel om mannelijke blanke academici, achter in de twintig en soms al dertig. In Nederland ben je al vanaf je achttiende politiek volwassen. Van de PvdA mag je al volwaardig lid zijn vanaf je zestiende. Het is lichtelijk infantiel om dan als vijfentwintig- of dertigjarige nog steeds de 'jongere' uit te hangen - zeker als leeftijdgenoten van je in gemeenteraden en zelfs in de Tweede Kamer zijn te vinden.

De gekozen context is echter doorslaggevend voor de aandacht: op basis van de inhoud van dit pamflet, of wanneer het was geschreven door oudere ambtenaren, zouden de media en de politiek er geen enkele aandacht aan hebben besteed.

Toch gaat het om de inhoud. Die moet serieus worden genomen. Serieus nemen is wat anders dan kleffe omhelzingen door PvdA-politici die het allemaal prachtig vinden ('scherp en fantasierijk opgeschreven, hartstochtelijk en boordevol ideeen', volgens voorzitter Rottenberg), op de manier waarop trotse ouders hun elfjarige dochter voor pianovirtuoos verklaren omdat ze Fur Elise kan spelen.

Het eerste probleem bij de inhoud is dat deze heel heterogeen en onevenwichtig is. Dit wordt in de inleiding goedgepraat met het argument dat het geschreven is door verschillende mensen en daarom verschillen in vorm en aanpak vertoont. Maar als je niet in staat bent van die verschillende bijdragen een zekere eenheid te maken, waarom dan als een groep naar voren treden?

Het tweede probleem is dat van de beginnende romanschrijver, die nog niet beseft dat schrijven de kunst van het weglaten is. Je moet dus niet zelf van je eigen boekje zeggen dat het 'een bundeling van prikkelende ideeen en opvattingen, vol idealisme en vernieuwingsdrang, met passie voor de politiek en de PvdA' is. Je moet je boekje zo schrijven dat de lezers en recensenten dat ervan vinden. Al dit geroffel op eigen borst levert echter maar weinig klankkleur op, omdat de inhoud van de borstkasjes wat klein is. Wat opvalt is vooral het geweld waarmee open deur na open deur wordt ingetrapt, meestal in ambtelijk, ik zou bijna zeggen: ouwelijk proza.

Het geheel is eigenlijk een heel merkwaardige mengeling van jaren-zeventig- en jaren-tachtig-denken. Op niets lijkt het pamflet zozeer als op het soort verkiezingsprogramma's dat in de jaren zeventig bij de PvdA in zwang kwam: een lange opsomming van kleinere en grotere programmapunten die door 'de politiek' zouden moeten worden uitgevoerd, waarbij er altijd nog wel een plannetje bij kan. Dit wordt ondersteund door een opvatting over politiek die men tegenwoordig als 'top down' karakteriseert: maatschappelijke blauwdrukken worden verzonnen en dan van bovenaf opgelegd.

Het sterkst is dat bij het hoofdstuk over onderwijs waarin - overigens op basis van zowel magere als feitelijk onjuiste uitgangspunten - weer enorme structurele veranderingen worden voorgesteld. In plaats van 'vernieuwend bezig zijn', zoals de opstellers menen, zien wij hier een braaf doorsjokken in de nu een kwart eeuw oude traditie van het 'constructief onderwijsbeleid', waaraan ten onrechte nog nooit een parlementaire enquete is gewijd.

Net als die verkiezingsprogramma's vertoont het pamflet een mengeling van fijne wensen ('De Veiligheidsraad moet worden hervormd.') en ondoordachte en slecht geargumenteerde concrete voorstellen ('Het algemeen verbindend verklaren van cao's moet worden afgeschaft.'). Met dat laatste wordt een andere dimensie, die van de jaren tachtig, duidelijk: de algemene, maar onderliggende teneur van het pamflet is eerder neoliberaal dan sociaal-democratisch. Dat kapitalisme sociale ongelijkheid genereert, valt buiten het gezichtsveld van de schrijvers, die de heersende neoklassieke mode in de economie kritiekloos volgen.

De grote zwakte van het pamflet is allereerst dat het een analyse ontbeert, een diagnose van hoe de wereld in elkaar zit, wat er de voornaamste ontwikkelingen in zijn en hoe de (Nederlandse, sociaal-democratische) politiek zich daarmee verhoudt. Zonder zo'n politieke diagnose hangen al die plannetjes en voorstellen in de lucht, omdat ze in hoge mate willekeurig zijn. Je kan dit doen. Je kan ook wat anders doen. So what?

In de tweede plaats hebben de jongeren hun huiswerk niet gedaan. Ze hebben niet nagegaan of en hoe hun voorstellen verschillen van wat er in feite al gebeurt, of gebeurd is, en wat al veel langer in verkiezingsprogramma's van de PvdA (of andere partijen) is te vinden. Naar mijn wilde schatting is driekwart van alle voorstellen en voorstelletjes te vinden in PvdA-verkiezingsprogramma's vanaf 1977. Daarmee wil ik overigens niet suggereren dat het daarom prima ideeen zijn. Ik kan het ook anders stellen: de opstellers slagen er niet in inhoudelijk iets nieuws te bieden, omdat zij ook het inhoudelijk debat niet zijn aangegaan met de huidige partijlijn van de PvdA. Hun kritiek heeft uiteindelijk slechts betrekking op stijl (en leeftijd), niet op politieke inhoud.

Lennart Booij en Erik van Bruggen (red.): Niet nix, ideeen voor de Partij van de Arbeid. Uitgeverij Balans (f. 19,90), ISBN 905 018 3487

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
11-12-1996

« Terug naar het overzicht