Nog één keer referendum
Nog één keer referendum
De belangrijkste vraag is of deze ‘ grondwet’ verbetering inhoudt ten opzichte van het Verdrag van Nice.
bart tromp
De Nederlandse discussie over het ontwerp ‘ Verdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa’ krijgt een steeds bizarder karakter. Nu wordt je al per radio opgeroepen bij het referendum tegen te stemmen uit protest tegen stierengevechten. Het debat is alle kanten uitgewaaierd en gaat vrijwel niet over de twee enige kwesties die terzake zijn. Een stem voor of tegen dient gebaseerd te zijn op een zakelijke vergelijking tussen dit ontwerpverdrag en het nu geldende verdrag van Nice. Daarnaast dient de kiezer af te wegen wat de politieke gevolgen van een Nederlands nee zijn.
Men kan het de politieke partijen in de Tweede Kamer, die indertijd tamelijk ondoordacht maar in grote meerderheid tot het houden van dit referendum besloten, kwalijk nemen dat zij er niet in geslaagd zijn deze twee vragen centraal te stellen in de discussie over de ‘ grondwet’. Dit temeer omdat de overgrote meerderheid van de Tweede Kamer instemt met het ontwerpverdrag. En ook de regering is hier niet in geslaagd. Integendeel, de onsamenhangende en warrige wijze waarop bewindslieden de kiezers tot vóór stemmen trachten te bewegen is één van de redenen waardoor het debat zo’n absurd karakter heeft gekregen.
De constitutionele orde van de Europese Unie is gebaseerd op een aantal verdragen, waarvan het Verdrag van Rome (EEG-verdrag, 1957) en het Verdrag van Maastricht (Verdrag Europese Unie, 1991) de belangrijkste zijn. In Amsterdam (1996) en Nice (2001) zijn deze basisverdragen aangevuld en gewijzigd in het licht van gewijzigde omstandigheden. Zo werd in Nice een nieuwe wegingsfactor per lidstaat vastgesteld, waarbij Nederland één punt meer kreeg dan België (14-13), en Spanje en Polen evenveel als de in inwonertal toch twee keer zo grote Bondsrepubliek. Het Verdrag van Nice bleek meer problemen te veroorzaken dan op te lossen. Daarom namen de lidstaten hun toevlucht tot het paardenmiddel van een constitutionele conferentie, de Conventie, die een alternatief voor het Verdrag van Nice moest ontwerpen. De meerderheid van de leden van de Conventie bestond niet uit Brusselse ambtenaren, maar uit nationale parlementariërs. De Conventie heeft een klein jaar lang in alle openbaarheid beraadslaagd. Het nu voorliggende ontwerpverdrag is daar de opbrengst van.
De eerste vraag en belangrijkste vraag waar het in dit referendum om gaat is of deze ‘ grondwet’ verbetering inhoudt ten opzichte van het Verdrag van Nice. Het antwoord luidt bevestigend. Ook in Nederland is er niemand die beweert dat de ‘ grondwet’ moet worden afgewezen omdat invoering een achteruitgang zou betekenen ten opzichte van nu geldende Verdrag van Nice.
In Laken formuleerde de Europese Raad op 15 december het doel van het nieuwe verdrag. Dit moest de Europese Unie transparanter, democratischer en doelmatiger maken.
Dat is gelukt, al blijft er op alle drie terreinen nog meer dan genoeg te wensen over. Transparantie: onder andere omdat de Europese Raad in het openbaar gaat vergaderen als het om wetgeving gaat. Terwijl Europese besluitvorming tot nu toe plaatsvond in drie ‘ peilers’, elk met eigen regels, komt er nu één gemeenschappelijk regime voor besluitvorming en één hoofdregel voor wetgeving.
De Unie wordt democratischer, zowel door uitbreiding van de bevoegdheden van het Europese Parlement als door een nauwere betrokkenheid van de parlementen van de lidstaten bij Europese besluitvorming.
Doelmatiger wordt de EU, die immers van zes naar 25 leden is gegroeid, omdat bij de besluitvorming in de Europese Raad voortaan op de meeste beleidsterreinen een gekwalificeerde meerderheid voldoende is. Zo’n meerderheid vereist tenminste 55 procent van de lidstaten die dan minimaal 65 procent van de bevolking van de EU moeten vertegenwoordigen. Daarnaast komt er een ‘ minister van Buitenlandse Zaken’, die echter geen eigen mandaat heeft, en een vaste voorzitter voor twee en een half jaar van de Europese Raad (in plaats van een elk half jaar wisselend voorzitterschap.)
Het zijn geen revolutionaire veranderingen, maar wel ontegenzeggelijk verbeteringen.
De tweede relevante vraag bij het referendum is die naar de politieke gevolgen van een Nederlands ‘ nee’. Sommige tegenstanders doen daar niet alleen luchthartig over, maar beweren ook dat er daarna onderhandelingen kunnen plaatsvinden met een voor ons land beter resultaat.
Maar als Nederland ‘ nee’ zegt, weet niemand waarom, zodat het onmogelijk is daarover te onderhandelen, nog afgezien dat andere lidstaten die hebben ingestemd met het verdrag niet veel zin zullen hebben Nederland tegemoet te komen.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 26-05-2005