Nucleair gevaar
Gisteren eindigde in New York de zevende Toetsingsconferentie over het Nonproliferatieverdrag (NPV), het verdrag tegen de verspreiding van kernwapens. De toetsingsconferentie vindt elke vijf jaar plaats.Als ik dit schrijf weet ik de uitkomst nog niet, maar gunstige vooruitzichten op versterking van het nonproliferatieregime zijn er niet.
In de jaren zestig achtten deskundigen het onvermijdelijk dat het aantal kernwapenstaten op termijn in de tientallen zou lopen. Het NPV heeft in dit opzicht succesvol gewerkt. Toen het verdrag in werking trad (1970), telde de wereld vijf staten die de beschikking hadden over kernwapens: de Verenigde Staten, de Sovjet-Unie, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en de Volksrepubliek China. Het is inmiddels door 187 staten ondertekend.
Er zijn vandaag de dag inderdaad tientallen staten die in principe over de capaciteiten beschikken om kernwapens te fabriceren. Maar dat proberen ze toch niet. In feite zijn er sinds de in werking treding van het NPV maar drie kernwapenstaten bijgekomen, die alle drie het verdrag niet hebben ondertekend: India, Pakistan en Israel. Het laatste land heeft het bestaan van een eigen nucleair arsenaal, begroot op zo’n 200 kernkoppen, overigens nooit toegegeven. De Israelische nucleaire strategie is vastgelegd in de apocrieve uitspraak dat Israel nooit als eerste kernwapens zal gebruiken, maar ook nooit als tweede.
Zuid-Afrika, dat onder het apartheidsregime aan kernwapens werkte, is daar onder het nieuwe regime mee gestopt. Libië heeft een tijdje geleden verklaard niet langer naar zulke wapens te streven.De installaties die Irak had gebouwd om een nucleair wapen te construeren zijn na de Eerste Golfoorlog (1991-1992) door de wapeninspecteurs van de Verenigde Naties ontmanteld. Noord-Korea heeft een paar jaar geleden het NPV opgezegd en beweert nu over enkele nucleaire wapens te beschikken. Iran wordt ervan verdacht aan atoomwapens te werken.
Dat is op het eerste gezicht geen slechte stand van zaken. Schijn bedriegt. Er geen duidelijk zicht op wat de Pakistaanse kerngeleerde Khan (die de kunst bij Urenco in Almelo afkeek) op eigen houtje heeft gedaan aan de verkoop van zijn kennis. Voorraden explosieven die nodig zijn voor kernwapens zijn spoorloos verdwenen, nadat de toezichthoudende inspecteurs van de IAEA door de VS gedwongen werden Irak te verlaten en de binnengetrokken Amerikaanse troepen de bewaking niet overnamen. Inspecteurs van de IAEA zijn in Brazilië op belemmeringen gestuit bij hun inspecties van nucleaire installaties. Dat zijn maar een paar voorbeelden uit een lange reeks. De nonproliferatie is verder een grote klap toegebracht door de weigering van de Amerikaanse Senaat het Comprehensive Test Ban Treaty (CBTB) te ratificeren, het algehele verbod op kernproeven.Het CBTB is immers een belangrijk element bij nonproliferatie: een nieuwe kernwapenstaat zal toch willen weten of de ontworpen bom ook echt werkt. De Amerikaanse weigering heeft niet tot een hervatting van kernproeven geleid, maar wel tot de uitgesproken bereidheid van de VS om dat naar eigen goeddunken te doen.
Na ‘9/11’ is bovendien een ander nucleair gevaar pas in volle omvang waargenomen: de mogelijkheid dat terroristische groepen de beschikking krijgen over kernwapens of de ingrediënten daarvan. Het schrikbeeld is een ‘vuile bom’, een grote hoeveelheid conventionele explosieven vermengd met radioactief materiaal die midden in een wereldstad tot ontploffing wordt gebracht. Dat gevaar is in zoverre reëel dat half of heel ontmantelde Sovjetrussische nucleaire wapens zijn ondergebracht in vele tientallen slecht bewaakte depots en dat het onschadelijk maken en demonteren daarvan in het huidige tempo nog vele jaren duurt.
Het NPV bevat ook de toezegging van de kernwapenstaten dat zij hun arsenalen zullen reduceren en uiteindelijk afschaffen. Daar is niet veel van terecht gekomen. De Franse en Britse kernmacht dienen geen ander doel dan beide landen de status van grote mogendheid te verschaffen; ze garanderen, samen met het lidmaatschap van de Veiligheidsraad, dat er nooit sprake zal zijn van een gemeenschappelijke Europese buitenlandse en defensiepolitiek.Van de Volksrepubliek China, Groot-Brittannië en Frankrijk kan men nog stellen dat zij eigenlijk over niet meer kernwapens beschikken dan minimaal nodig om een aanval af te schrikken. Dat geldt niet voor de VS en Rusland, die er nog vele duizenden kernwapens op nahouden.
Het voornaamste motief om kernwapens te willen hebben, is het gegeven dat anderen ze bezitten. Dit maakt de situatie tamelijk uitzichtloos.
Bart Tromp
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Elsevier
- Datum verschijning
- 21-05-2005