Nucleair gevaar is nu groter dan in Koude Oorlog

De voortschrijding van de techniek heeft kernwapens in feite overbodig gemaakt. Ook voormalige Amerikaanse haviken als Paul Nitze huldigen inmiddels het standpunt dat een land geen arsenaal aan nucleaire wapens meer nodig heeft. De Golfoorlog en de oorlog tegen Joegoslavie bewezen de effectiviteit en de precisie van conventionele wapens. Toch is het gevaar van een kernoorlog nu groter dan in de hoogtijdagen van de betogingen tegen de kruisraketten.

HALVERWEGE de jaren tachtig was ik secretaris van een studiegroep die zich had gestort op het gevaar van Russische SS-21, SS-22 en SS-23-raketten. Dit waren nucleair geladen geleide wapens met een korte dracht, die van mobiele platforms konden worden gelanceerd.

Zij waren bedoeld, zo vermoedde de Navo, om in de allereerste fase van een aanvalsoorlog tegen West-Europa de voornaamste commandoposten en vliegvelden in het Westen te vernietigen. Gevreesd werd dat hun nauwkeurigheid zozeer kon worden vergroot dat zij met conventionele ladingen doelen konden treffen die eerder alleen met atoombommen konden worden vernietigd. Gevolg: verlaging van de 'atoomdrempel', verhoging van de kans op oorlog.

De vraag waar wij ons over bogen was: hoe kan men zich daar tegen verdedigen? Het antwoord dat toentertijd werd gesuggereerd was dit: de bouw van een ATBM-systeem, een anti tactical ballistic missile-stelsel. Of: een anti-raket-raketsysteem. Theoretisch was zo'n afweersysteem mogelijk. Technisch zou dit een gecompliceerde, maar ook dure aangelegenheid zijn, waarvan de werking uiteindelijk ongewis was. Ik schreef mij rot en wij bedachten voor ons rapport een pakkende titel: Dreiging uit de lucht.

Inmiddels veranderde de politieke context volledig. De Amerikaanse president Reagan en de Russische leider Gorbatsjov bereikten overeenstemming over de afschaffing en vernietiging van alle geleide raketten voor de korte en middellange afstand. Hun overeenstemming werd vastgelegd in het INF-akkoord.

Ons rapport kwam in 1988 als mosterd na de maaltijd, al bleef de titel ongewild overeind: de dreiging was nu immers uit de lucht. Alle Russische raketten voor de korte en middellange afstand werden, evenals als hun Amerikaanse tegenhangers, onder toezicht verschroot.

Lompe Scuds

Tot de exportproducten van de Sovjet-Unie behoorde al vanaf de jaren vijftig de SS-1b-raket, waarvan de opeenvolgende steeds modernere varianten bekend zijn geworden onder de naam Scud. Een lomp wapen, dat Egypte in 1973 zonder enig effect tegen Israel gebruikte, en Irak in zijn oorlog tegen Iran.

'Het is voor beide partijen altijd weer een verrassing geweest waar de lading van de raket terecht kwam,' schreef ik toen, nog voor Irak tijdens de Golfoorlog Scuds op Israel afvuurde.

In 1991 viel de Sovjet-Unie uiteen in het niet meer communistische Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS). Zo kwam er een eind aan de Koude Oorlog. Die was altijd koud gebleven, omdat Oost en West niet alleen tot de tanden gewapend tegenover elkaar hadden gestaan, maar vooral omdat zij allebei over het ultieme wapen beschikten: atoom- en waterstofbommen, waarvan de explosieve kracht zo immens is, om nog maar te zwijgen over de effecten van de dodelijke radioactieve straling die zij verspreiden, dat het hier eigenlijk niet meer gaat om wapens. Wapens zijn immers instrumenten.

Al in 1946 stelde de Amerikaanse strategisch denker Bernard Brodie echter vast dat atoomwapens in deze zin geen wapens zijn: hun enige bestaansreden is dat zij het gebruik ervan door een andere staat afschrikken. Dit inzicht werd, althans aan westerse zijde, de basis voor de strategie van wederzijdse afschrikking: geen kernwapenmogendheid zou een nucleaire aanval op een andere ondernemen (first strike), zolang hij er zeker van kon zijn dat die ander altijd over voldoende nucleaire middelen bleef beschikken om daarna de aanvaller op zijn beurt onaanvaardbare schade te berokkenen (second strike).

Dit was politiek en militair geen aangename boodschap. De Koude Oorlog is dan ook gekenmerkt door twee tendensen. De eerste was het zoeken naar een onverhoopte mogelijkheid zich toch een first strike-vermogen te verwerven en tegelijkertijd een second strike-vermogen te handhaven. De andere was het temmen van het kernwapen zodat het militair zou kunnen worden gebruikt.

Bijvoorbeeld door het explosieve vermogen te minimaliseren, al dan niet in combinatie met vermindering of juist handhaving (de 'neutronenbom') van de radioactieve straling. Beide zoektochten waren vergeefs. Maar zij leidden wel tot een ongelooflijke accumulatie van kernwapens aan beide zijden, tot om en nabij de 60.000 kernwapens, meer dan genoeg om de mensheid vele malen te vernietigen.

Baruch-plan

Toch was ook sprake van een derde tendens: het aan banden leggen van de nucleaire dreiging. Dit begon al onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog, met het Amerikaanse Baruch-plan, dat voorstelde de productie van atoombommen onder internationale controle te stellen. Daar kwam niets van terecht. De eerste stap die iets voorstelde was het verdrag van 1963 dat bovengrondse proeven met kernwapens verbood. In 1968 volgde het Nucleaire Nonproliferatie Verdrag (NPV) dat nu door 187 landen is ondertekend. Alleen Cuba, India, Pakistan en Israel hebben dat welbewust niet gedaan.

Volgens het NPV moeten alle ondertekenaars streven naar algehele en volledige kernontwapening. De staten die niet over zulke wapens beschikken, moeten daar dus niet aan beginnen. De vijf in het verdrag erkende kernwapenmogendheden, de Verenigde Staten, de Sovjet-Unie (nu: Rusland), Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en China zijn volgens het NPV niettemin gehouden op den duur hun kernwapenarsenalen te ontmantelen.

Daarvan is tot nu toe niets gebleken. De term 'op den duur' verplicht tot niets. Dit is bijvoorbeeld de reden waarom India nooit tot het NPV heeft willen toetreden. India beschouwt het verdrag als een officiele legitimatie dat vijf staten wel over kernwapens mogen beschikken, en als een even officiele discriminatie van alle andere staten.

Ongeveer veertig daarvan kunnen in staat worden geacht kernwapens te ontwikkelen. Maar de meesten doen dat niet.

Naast de vijf officiele nucleaire mogendheden, beschikken India, Pakistan en Israel over nucleaire wapens of over de mogelijkheid deze te monteren. De Golfoorlog verijdelde - voorlopig - de voltooiing van de Iraakse atoombom. Daarnaast worden Noord-Korea en Iran beschouwd als 'drempellanden' die druk bezig en ver gevorderd zijn met de bouw van kernwapens.

Nu er meer nucleaire mogendheden zijn dan die van de confrontatie tussen 'Oost' en 'West', is er nog meer twijfel over de vraag of de gelukkige bezitters van dit 'wapen' wel doordrongen zijn van het besef hoe nuttig het is om oorlog te voorkomen. De paradox van de kernbewapening komt immers niet beter tot uiting dan in de on-officiele omschrijving van de Israelische strategie: 'Wij zullen nooit als eerste kernwapens gebruiken. Maar zeker ook niet als tweede'.

Het had erger kunnen zijn. De Nederlandse polemoloog prof. Roling was niet de enige die in de jaren zestig dacht dat het op termijn wel tot een kernoorlog moest komen, voor 1980. Daarna trokken honderdduizenden Nederlanders in 1981 en 1983 de straat op omdat ze dachten dat de stationering van nucleair geladen kruisvluchtwapens een 'atoomoorlog' dichterbij bracht. Ook de verspreiding van kernwapens is minder ver dan dertig jaar geleden vrij algemeen werd verwacht.

Het aantal kernwapens in de wereld is zelfs gedaald, onder andere als gevolg van de overeenkomsten over wapenbeheersing tussen de VS en Rusland, waar de Doema eindelijk het Start 2-verdrag heeft goedgekeurd, dat voorziet in een substantiele vermindering van de strategische kernwapens aan beide kanten.

De ontbinding van de Sovjet-Unie had al tot een snelle vermindering van het aantal kernwapens geleid, om de eenvoudige reden dat er geen geld meer beschikbaar was om ze te handhaven. De demontage van deze wapens is echter ook een kostbare zaak; vervolgens is er de vraag wat er gebeurt met het splijtbaar materiaal dat de dodelijke lading vormde. De Verenigde Staten hebben veel van wapens afkomstig splijtbaar materiaal opgekocht en enkele miljarden besteed aan steun bij de ontmanteling van Russische kernwapens.

Maar met de bewaking van al dan niet operationele kernwapens en van splijtbaar materiaal is het slecht gesteld. In Rusland zijn uiteindelijk alle kernwapens uit de voormalige Sovjet-Unie terechtgekomen. Het heeft echter tot 1995 geduurd voordat alle staten die uit de Sovjet-Unie zijn voortgekomen weer een of ander staatsorgaan hadden dat toezicht hield op nucleaire opslagplaatsen. Al in 1993 werden gevallen van diefstal en smokkel van nucleair materiaal gerapporteerd. In de reeks verhalen die hierover de ronde doen, is het vreemdste wel dat van generaal Aleksander Lebed.

In september 1997 onthulde hij - hij was toen secretaris van president Jeltsins Veiligheidsraad - dat tijdens de Koude Oorlog in de Sovjet-Unie 132 draagbare bommen met een explosief vermogen van een kiloton waren gefabriceerd, op verzoek van de KGB. Deze bommen hadden de vorm van een koffertje en konden door een persoon worden gedragen. Volgens Lebed had hij maar 48 van deze bommen kunnen lokaliseren. Anders dan normaal bij kernwapens zou er geen geheime code nodig zijn om ze in werking te stellen.

Terwijl in Rusland armoede en instabiliteit het gevaar van nucleaire wapens vergroten, is datzelfde aan de hand in de Verenigde Staten, maar dan door rijkdom en arrogantie. Dit bleek in oktober 1999, toen de door Republikeinen gedomineerde Senaat het verdrag verwierp dat in een algeheel verbod op kernwapenproeven voorziet. Dat verdrag wordt algemeen beschouwd als een essentiele stap om wereldwijd tot beteugeling van de proliferatie van nucleaire wapens te komen.

Dat geldt ook voor de Amerikaanse regering die al in 1992 eenzijdig het besluit nam geen verdere kernproeven te nemen. Daar bovenop komt nog het dreinen van dezelfde politieke kleuterklas om tot de bouw van een anti-antiraketsysteem over te gaan. President Clinton heeft moeten beloven daarover deze zomer een besluit te nemen, hoewel alle proeven met zo'n systeem zijn mislukt.

Zo'n systeem is niet als afweer tegen een Russische aanval bedoeld. Het moet de dreiging van nucleaire rogue states ('schurkenstaten') als Iran of Noord-Korea keren, als die met raketten (in plaats van kofferbommen) de Verenigde Staten zouden willen aanvallen. Die raketten zijn modificaties van de Scuds, zodat ik mij weer op vertrouwd terrein voel als ik die dreiging overdreven acht.

In oktober 1979 werd ik op de luchtmachtbasis Ramstein, hoofdkwartier van de tactische luchtstrijdkrachten van de Navo in Centraal Europa, door Amerikaanse officieren ingelicht over het nieuwe kruisvluchtwapen, de ground launched cruise missile of GLCM, waarvan er ruim vijfhonderd in West-Europa zouden worden gestationeerd.

Geen raket

In Nederland werd dit steevast 'de kruisraket' genoemd, maar de GLCM is geen raket. Het is een onbemand straalvliegtuig dat zelf zijn weg zoekt naar een van te voren geprogrammeerd doel, toentertijd door het landschap onder zich te vergelijken met de in zijn geheugen opgeslagen satellietfoto's, tegenwoordig op basis van nog veel preciezere GPS(satelliet)-navigatie.

Bij de discussie na afloop van de briefing opperde ik dat dit wapen ideaal was voor precisie-bombardementen met niet-nucleaire munitie. Daar moesten de experts wel om lachen. Zonde van het geld! Nee, de GLCM was alleen maar efficient met een nucleaire lading: biggest bang for the buck. Maar in de Golfoorlog, ruim tien jaar later, en bij de luchtaanvallen op Klein-Joegoslavie vorig jaar, waren met conventionele ladingen toegeruste kruisvluchtwapens de meest effectieve en precieze wapens.

Zij zijn de duidelijkste demonstratie van een technische ontwikkeling die nucleaire wapens op twee manieren overbodig maakt. De eerste is dat hun precisie het mogelijk maakt met niet-nucleaire middelen doelen uit te schakelen die vroeger alleen maar met grove nucleaire ladingen konden worden vernietigd. Met dit argument pleit een veteraan van de Koude Oorlog als Paul Nitze, veertig jaar lang een invloedrijke havik in Washington, nu voor desnoods eenzijdige afschaffing van de Amerikaanse kernwapens.

Zijn tweede argument voor afschaffing van kernwapens ligt in het verlengde van dit eerste: deze technologische vernieuwingen houden ook in dat een staat als de VS altijd, tegen wie dan ook, over een second strike-vermogen blijft beschikken. In dit perspectief wordt de afschrikkende werking van kernwapens, hun enige nuttige functie, overbodig.

Maar er zijn te veel politieke en economische belangen gemoeid bij het handhaven van kernwapens. Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, om alleen maar het Europese voorbeeld te noemen, ontlenen er een status aan die de voornaamste belemmering van serieuze politieke integratie vormt. Het nucleaire gevaar is nu veel groter dan in de tijd dat daar uitzinnige, om niet te zeggen hysterische drukte om werd gemaakt, de mogelijkheid om het uit te bannen is reeler dan ooit. Het uitzicht daarop echter vrijwel nihil.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
27-05-2000

« Terug naar het overzicht