Olie op het vuur
Elsevier, 28 januari 2006Amerikaanse soldaat moet leren met minder geweld op te treden
De ‘oorlog tegen het terrorisme’ in Afghanistan duurt nu ruim vier jaar en die in Irak bijna drie. Ook onder degenen die deze ‘oorlog’ wel een goed idee vonden, overheerst langzamerhand de overtuiging dat de wijze waarop de Verenigde Staten (VS) deze voeren contraproductief is, al was het alleen maar omdat er meer opstandelingen door worden geproduceerd dan uitgeschakeld.De vraag rijst dan waarom de VS de ‘oorlog’ op zo’n averechtse wijze aanpakken. Een antwoord trof ik aan in een opmerkelijk artikel in het laatste nummer van het Amerikaanse vakblad Military Review, geschreven door de Britse brigadegeneraal Nigel Aylwin-Foster. Van november 2003 tot december 2004 diende hij bij de Amerikaanse landstrijdkrachten in Irak. Zijn bevindingen heeft hij in dit artikel neergelegd. De toon is Brits beleefd en hij prijst de Amerikaanse troepen voor hun patriottisme, toewijding en vastberadenheid. Maar deze kwaliteiten worden goeddeels tenietgedaan door bureaucratie, verstikkende hiërarchie en de geneigdheid elk probleem met zoveel mogelijk geweld op te lossen. Daardoor werkt het Amerikaanse optreden vaak ‘als olie op het vuur’.
In Irak gaat het niet om oorlog in de gebruikelijke zin van het woord, maar om contra-guerrilla. Deze vergt een heel andere benadering dan conventionele oorlogvoering. Hierbij gaat het er allereerst om dat de lokale bevolking zich veilig en beschermd weet. Militaire activiteiten moeten daarop zijn toegesneden. Voor alles moet je vermijden dat de bevolking je als vijand gaat zien.
In het militaire jargon gaat het in Irak om COIN (counterinsurgency, contraguerrilla) en S&R (stabilisation and reconstruction, stabilisering en wederopbouw). Hoewel COIN en S&R sinds de Koude Oorlog de voornaamste bezigheden van het Amerikaanse leger zijn geweest, worden deze niet als kernactiviteit beschouwd, maar juist als activiteiten die het leger afleiden van zijn eigenlijke taak. Training, uitrusting en organisatie zijn nog steeds gericht op een grootschalig conflict waarin het leger een conventionele tegenstander volkomen uitschakelt, met alle mogelijke middelen. Generaal Aylwin-Foster wijst erop dat het ‘Credo van de soldaat’ meldt: ‘Ik sta klaar om de vijanden van de Verenigde Staten te vernietigen.’ ‘Vernietigen’, tekent hij aan, niet verslaan, wat toch meer dan die ene mogelijkheid openlaat.
In Irak zag hij dan ook dat het Amerikaanse perspectief vrijwel altijd was gericht op het doden van opstandelingen en vrijwel nooit op het beschermen van de bevolking. Een analyse van 127 pacificatie-operaties van het Amerikaanse leger wees uit dat de overgrote meerderheid reacties waren op daden van opstandelingen teneinde deze te vernietigen. Slechts 6 procent had tot doel een veilige omgeving voor de bevolking te verzekeren. De tendens om het ‘vernietigen van de vijand’ als enige doel te beschouwen, wordt nog versterkt door de instinctieve neiging om technologie te zien als dé manier om problemen op te lossen. De troepen verblijven in versterkte kampementen en hebben nauwelijks contact met de bevolking. Patrouilleren te voet is een uitzondering.
Centralisatie en rigide planning, plus een ‘afrekencultuur’ waarin snelle en meetbare prestaties zwaar tellen, ontmoedigen het nemen van initiatieven op lager niveau en bevorderen anderzijds dat ongunstige informatie niet naar boven wordt doorgegeven. Dergelijke problemen zijn nog vergroot doordat vanaf het midden van de jaren negentig sprake is van een uittocht van officieren in de rang van kapitein. In 2000 zat maar op 56 procent van de posities op dat niveau een gekwalificeerde officier. Onvrede over de rigide structuur van het leger lijkt daarvan de oorzaak te zijn, gevolg is dat het Amerikaanse leger nog minder in staat is zich aan te passen aan de vereisten van COIN.
Aylwin-Foster is niet erg optimistisch over de kans dat dit alles op termijn verbetert. Dat is wel het doel van het zogeheten Military Transformation-project. Maar lezing van het betreffende document geeft hem de indruk dat dit het verkeerde recept voor de kwaal is. Het project concentreert zich op het verbeteren van conventionele gevechtskracht met nieuwe technologieën. Het besteedt te weinig aandacht aan de transformatie van de Amerikaanse soldaat tot iemand die meer kan dan opereren op het hoogste geweldsniveau. Wat ontbreekt, zo besluit hij, is het besef dat elk militair optreden in dienst staat van, en afgestemd moet zijn op politieke doeleinden. Het vernietigen van vijanden lost niets op.
Bart Tromp
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Elsevier
- Datum verschijning
- 28-01-2006