Ongewenste kennis
Ongewenste kennis
bart tromp
De opening van het academisch jaar is door politieke gastsprekers gebruikt voor pleidooien om universitaire wetenschapsbeoefening meer in dienst te stellen van wat ze ‘ de kenniseconomie’ noemden, een term waarvan ik nog nooit een duidelijke omschrijving ben tegengekomen.
Premier Balkenende zei in Leiden echter waar het eigenlijk om gaat: de universiteiten produceren kennis waarvan het bedrijfsleven niet profiteert, en dat moet veranderen. Het instrument daarvoor: toponderzoekers extra belonen. Minister Maria van der Hoeven van Onderwijs, die tot dusver als bewindsvrouw een weldadige indruk had gemaakt, sprak in Tilburg in dezelfde geest. Zij vond dat er in het universitaire onderzoek naast pieken te veel dalen voorkomen. Dat wil zij veranderen door onderzoeksgeld bij de universiteiten weg te halen en het te laten verdelen door de NWO, de Nederlandse Organisatie van Wetenschappelijk Onderzoek. Die zorgt er dan voor dat het geld bij de beste onderzoekers terechtkomt.
De Volkskrant beeldde de premier tijdens zijn toespraak in Leiden af met op de voorgrond een in diepe rust verzonken pedel. De laatste had groot gelijk, en niet alleen omdat hij dit verhaal waarschijnlijk al vele malen had gehoord. Geen van beide bewindslieden sprak over een basisgegeven bij elke discussie over universiteiten: dat alle Nederlandse regeringen al 25 jaar systematisch bezuinigen op universitair onderwijs en onderzoek. Zelfs in de vette jaren van de paarse kabinetten ging het snijden in de universitaire budgetten door. Studenten worden nu geacht af te studeren voor ongeveer de helft van wat dat rond 1980 kostte. De bruto bezuinigingsbedragen verbergen de ernst van de situatie. Aan de universiteiten is de laatste twintig jaar een hele laag ‘ managers’ ontstaan, ten koste van degenen die onderwijs geven en onderzoek verrichten, en het werkelijke diensten verlenende personeel.
Een deel van al die managers doet niets anders dan meten en vergelijken wat aan onderzoek wordt gedaan, want ook al twintig jaar worden de universiteiten opgescheept met een steeds verfijnder, ingewikkelder en onoverzichtelijker geheel van beoordelingssystemen, kwaliteitscontroles en productiviteitsmetingen. De ene vistatieronde is nog niet afgelopen of de introductie van een nieuw accreditatieorgaan, dat de kwaliteit van de opleidingen moet meten, volgt alweer.
Maar voor Van der Hoeven is het nog niet genoeg. Zij wil nog meer geld van de universiteiten weghalen om het via de NWO te herverdelen. Dat komt erop neer dat onderzoekers worden gedwongen hun tijd te besteden aan het schrijven van gedetailleerde onderzoeksvoorstellen, die vervolgens op allerminst duidelijke gronden worden afgewezen (meestal) of gehonoreerd (zelden). Er bestaat geen enkele grond om aan te nemen dat door de NWO geselecteerde projecten ‘ beter’ zijn dan onderzoek dat niet langs deze omslachtige en ondoorgrondelijke weg is gesubsidieerd.
Terwijl dit kabinet, als het om het lager betaalde deel van de bevolking gaat,vastbesloten is de subsidiekranen waar mogelijk dicht te draaien, worden die voor anderen juist opengedraaid. Anders valt het voorstel van Balkenende niet te lezen. De geringe innovatie in het Nederlandse bedrijfsleven is niet de schuld van de universiteiten, maar gevolg van het feit dat het bedrijfsleven zelf al jaren steeds minder aan onderzoek wenst uit te geven. En dat komt weer doordat in directies en raden van bestuur steeds minder mensen zitten die gevoel voor – en kennis van – de productieprocessen in het eigen bedrijf hebben. Het maakt voor een moderne captain of industry immers niet uit of hij koekjes verkoopt of gloeilampen, als de kwartaalcijfers er maar mooi uitzien.
Waarom zouden de universiteiten het toegepaste onderzoek moeten doen waar bedrijven zelf geen cent voor willen uittrekken? Waarom moet de belastingbetaler op die manier het bedrijfsleven subsidiëren?
Maar Balkenende doelde op nog een ander probleem in de verhouding tussen universiteit en bedrijfsleven: te veel aan de universiteit voortgebrachte kennis bereikt volgens hem het bedrijfsleven niet. Als dat zo is, volgt daaruit niet dat het hier een vraagstuk van universitaire organisatie betreft dat door het extra belonen van toponderzoekers kan worden opgelost.
Neem bijvoorbeeld Lans Bovenberg, topeconoom te Tilburg en net extra beloond, met de Spinoza-prijs. Volgens de ideeën van Balkenende is hier aan alle voorwaarden voldaan om de door Bovenberg geboden inzichten profijtelijk te maken voor de maatschappij. Tot de inzichten van de aan het CDA gelieerde Bovenberg behoort zijn argumentatie dat het prioriteit geven aan vermindering van de staatsschuld en het vasthouden aan een stringent begrotingsbeleid tijdens een recessie het economisch herstel tegenwerken. Dat dit inzicht niet tot het kabinet-Balkenende is doorgedrongen, is echter niet de schuld van de Tilburgse universiteit, net zoals het gebrek aan innovatie in het Nederlandse bedrijfsleven niet aan de universiteiten te wijten is.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 04-09-2003