Onverantwoorde bezuinigingen

Onverantwoorde bezuinigingen

 

De afgelopen week heb aan ik drie bijeenkomsten over defensie deelgenomen, waaronder een rondetafelgesprek met de defensiecommissie van de Tweede Kamer. De algemene teneur was niet opgewekt. Dit kabinet wil nog meer op defensie bezuinigen dan het vorige voornemens was te doen. Het zijn de grootste bezuinigingen sinds de Tweede Wereldoorlog en ze volgen op een reeks eerdere bezuinigingen, die begon na het einde van de Koude Oorlog, alweer dertien jaar geleden.

Wie een nog wat langer perspectief in acht neemt, ziet dat Nederland na de Tweede Wereldoorlog steeds minder aan defensie heeft uitgegeven. In de jaren vijftig ging nog ongeveer acht procent van het toen veel kleinere nationaal inkomen naar wat onverbloemd ‘ het ministerie van Oorlog’ heette. In de jaren zeventig en tachtig was dit percentage al kleiner dan drie (de norm die de Navo in die tijd wanhopig trachtte te handhaven). Nu geeft één van de rijkste landen ter wereld slechts 1,6 procent aan defensie uit, en als het aan deze regering ligt, wordt dat nóg minder.

Deze daling van middelen verhoudt zich slecht tot de toegenomen taken van de krijgsmacht. Vroeger had deze er maar één: de verdediging in bondgenootschappelijk verband tegen een aanval van de Sovjet-Unie. Nu vereisen haar grondwettelijke taken – beveiliging van het koninkrijk tegen alle mogelijke bedreigingen en bevordering van de internationale rechtsorde – een flexibele krijgsmacht, die overal in de wereld mee kan doen aan vredeshandhaving of het afdwingen van de vrede. Daarnaast zijn de terreinen van binnen- en buitenlandse veiligheid elkaar steeds meer aan het overlappen, zoals bij het bestrijden van internationale misdaad en internationaal terrorisme bijna dagelijk wordt gedemonstreerd.

Om de bezuinigingen te rechtvaardigen hoor je sinds jaar en dag dat alles efficiënter kan worden gedaan. Maar waar bezuinigingen onherroepelijktot vermindering van de aantallen eenheden, vliegtuigen, schepen, tanks enzovoorts leiden, nemen de overheadkosten even onherroepelijk toe en neemt de efficiency dus af. De laatste jaren is het bureaucratische vet overigens vrijwel volledig weggesneden, wat valt af te leiden uit het feit dat voorgenomen bezuinigingen van vijf procent tot een vermindering van inzetbare gevechtseenheden van dertig procent leidt.

Hoe dan deze vergaande bezuinigingen te verklaren? Dit was het centrale thema in de discussies van afgelopen week. Als achtergrond werd dan vaak aangevoerd dat Nederland nu eenmaal geen natie met een militaire traditie is, dat de mensen binnenlandse veiligheid overwaarderen ten koste van internationale veiligheid, dat het legalistische Nederland een afkeer heeft van militaire macht als politiek instrument en dat, zeker sinds het afschaffen van de opkomstplicht, waardoor een beroepsleger ontstond, de krijgsmacht niet alleen onbemind is, maar ook onbekend.

Al deze achtergrondverklaringen verwerp ik, hoe plausibel zij op zichzelf ook mogen zijn. Want als zij nu geldig zijn, waren zij dat tien of dertig jaar geleden ook. Zij kunnen met andere woorden niet verklaren waarom het juist nu tot zo’n ongekende bezuiniging komt. De verklaring moet dan ook niet worden gezocht in een gebrek aan belangstelling of waardering van de kiezers, of bij het gegeven dat dezen onderwijs en gezondheidszorg altijd belangrijker vinden dan defensie. Dat is, ten eerste, altijd zo geweest. Maar ten tweede: niet de kiezers hebben deze bezuinigingen afgedwongen. Dat hebben de kabinetten-Balkenende I en II gedaan, gesteund door regeringspartijen die bezuinigingen van deze omvang nooit in hun verkiezingsprogramma’s aan de burgers hebben voorgelegd. Kiezers zullen bij een opinieonderzoek niet alleen defensie , maar ook riolering minder belangrijk vinden dan gezondheidszorg. Dat is één van de redenen waarom wij een representatieve democratie hebben, én een redelijk rioleringsstelsel. Maar bij defensie heeft de politiek, dat wil zeggen nagenoeg alle politieke partijen, het na 2002 laten afweten. Dit heeft Pim Fortuyn dan toch maar bereikt: dat alle partijen zich net als hij met de rug naar het buitenland opstellen. In de regeringsverklaring van het kabinet-Balkenende I was nauwelijks een halve pagina (van een kleine vijftig) gewijd aan problemen van internationale aard, inclusief Europa en defensie. Zonder deelname van de LPF volgt Balkenende II nochtans in dit opzicht precies dezelfde koers. Tot deze bezuinigingen op defensie is pas besloten ná de verkiezingen, bij het opstellen van het regeerakkoord voor het kabinet-Zalm I. Inhoudelijke argumenten hebben daarbij geen enkele rol gespeeld; het ging er alleen maar om de rijksbegroting aan de normen van het Europese stabiliteitspact te laten voldoen. Deze onverantwoordelijkheid kan men de regering aanrekenen, maar ten minste evenzeer de Tweede Kamer, die hier genoegen mee lijkt te nemen, misschien mede door een gebrek aan ervaring en deskundigheid bij de doorgespoelde (‘ vernieuwde’) fracties.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
16-10-2003

« Terug naar het overzicht