Ook Britten leidden Irak naar chaos
Een vergelijking tussen het optreden in Irak van de Britten begin vorige eeuw en de Amerikanen nu, is niet in Brits voordeel. Bart Tromp wijst op het gebruik van gifgas.
Vorige week vergeleek de Britse historicus Niall Ferguson in de Volkskrant de Amerikaanse politiek ten aanzien van Irak in ongunstige zin met de manier waarop het Verenigd Koninkrijk daar 85 jaar geleden optrad (Buitenland, 25 mei).
Dat de Amerikanen, althans de Amerikaanse regering, tegen het toenmalige Irak even lichtzinnig als op valse voorwendselen een oorlog zijn begonnen, samen met het Verenigd Koninkrijk, althans de regering daarvan, daar heeft Ferguson vanzelfsprekend volkomen gelijk aan. Een gelijk dat hij nog eens benadrukt door het schema te memoreren waarvan de Amerikaanse minister van Defensie, Donald Rumsfeld, uitging: tien dagen oorlog, dertig dagen om de orde te herstellen en daarna nog eens dertig dagen om die orde over te dragen aan anderen.
Maar voor de rest geeft Ferguson een voorstelling van zaken die niet veel van doen heeft met wat er 85 jaar geleden werkelijk is gebeurd.
Volgens zijn lezing vielen Britse troepen in 1917 het toenmalige Mesopotamië (drie provincies van het Osmaanse Rijk) binnen ’om het volk te bevrijden’. Ik neem aan dat hij dit citaat van een Britse generaal ironisch bedoelt. In werkelijkheid was deze veldtocht er allereerst op gericht de Perzische olievoorraden te beschermen en in de tweede plaats om wraak te nemen voor een eerdere Britse expeditie die ten zuiden van Bagdad in een vernederende capitulatie was geëindigd .
In een bredere context paste deze militaire operatie in de traditionele Britse strategie van de ’indirecte benadering’ (de Britse strategisch denker Liddell Hart), waarmee de eilandstaat altijd rechtstreekse confrontaties met tegenstanders op land tracht te vermijden.
’Irak’ werd bedacht in de nasleep van de Eerste Wereldoorlog. Drie niets met elkaar te maken hebbende Osmaanse wilaya’s werden samengevoegd tot een staat onder Brits mandaat. De nieuwe staat kreeg een koning uit de Hasjemitische familie die de beschermer van de islamitische heiligdommen op het Arabisch schiereiland was geweest, maar door de familie Saud, met steun van de geallieerden, was verjaagd.
Toen het hoofd van de Hasjemieten, Feisal, voor de Fransen onaanvaardbaar was als koning van hun wingewest, het mandaatgebied Syrië, werd hij tot koning van Irak gebombardeerd, zoals de Verenigde Staten dachten hun favoriete balling Chalabi daar baas te kunnen maken. De Britten organiseerden een referendum met als uitslag dat 96 procent van de bevolking deze benoeming steunde. Deze vorm van democratie was even succesvol als die die de Amerikanen in januari jongstleden regelden. Een maand na de proclamatie van de nieuwe staat begon de rebellie.
Het is niet waar dat deze werd neergeslagen door een overmachtige Brits-Indische legermacht ter plaatse, zoals Ferguson beweert. Ze was weliswaar proportioneel groter dan de huidige Brits-Amerikaanse bezettingsmacht, maar toch niet bij machte de opstand neer te slaan. Bovendien was ze zeer duur. Ferguson meldt zelf in zijn uiterst leesbare - maar wel vooringenomen -, populaire geschiedenis van het Britse Rijk dat de kosten van de bezetting die van de Britse gezondheidszorg te boven gingen.
De minister van Koloniën vond dit een veel te hoge belasting van de schatkist. Hij bedacht een minder dure strategie om de opstandelingen te bestrijden: kleine mobiele eenheden met pantserwagens en het bombarderen door de Royal Air Force (RAF) van opstandige dorpen met gifgas, het eerste gebruik van gifgas tegen burgers sinds de uitvinding van dit ’wapen’. Dit recept was inderdaad goedkoper en effectiever dan de niet bestaande, overweldigende troepenmacht die Ferguson aanvoert als de succesformule van de Britse strategie.
Bart Tromp in: de Volkskrant, 4 juni 2005
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- De Volkskrant
- Datum verschijning
- 04-06-2005