Oorlogsmisdaad en straf


Elsevier 12-07-2003         

Na de Tweede Wereldoorlog kwam het tot de instelling van twee internationale tribunalen ter bestraffing van daarin gepleegde oorlogsmisdaden, in Neurenberg en Tokio. Hoe terecht deze rechtsgang ook was,  ze was toch een vorm van overwinnaarsjustitie. De Nederlandse rechtsgeleerde professor B.V.A. Röling, rechter in Tokio, vond in zijn minderheidsstandpunt dat veroordelíngen wegens ‘misdaad tegen de vrede’ onjuist waren, omdat deze misdaad pas na de oorlog als strafgrond was geformuleerd. In Neurenberg poogde de Russische aanklager de moord op ruim 10.000 Poolse officieren in 1941 ten onrechte op de Nazi’af te schuiven – ze waren in opdracht van Stalin afgemaakt.

Pas in de jaren negentig kwam het tot nieuwe internationale tribunalen over oorlogsmisdaden. Eerst dat over die in voormalig Joegoslavië, daarna het Arusha-tribunaal over die in Rwanda. In beide gevallen ging het om improvisaties. Pas na jaren bleken ze effect te sorteren, vooral het in Den Haag gevestigde Joegoslavië-Tribunaal.

Op grond van deze ervaringen kwam het in 1998 tot een verdrag ter oprichting van een permanent internationaal hof ter vervolging en berechting van individuele oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid, het International Criminal Court (ICC). Vanaf het begin lagen de Verenigde Staten dwars. In Washington was men bang dat Amerikanen voor het ICC gesleept zouden kunnen worden om politieke rekeningen te vereffenen. Een standaardvoorbeeld was de mogelijke berechting van Henry Kissinger wegens zijn betrokkenheid bij de staatsgreep tegen de democratisch gekozen president Salvador Allende in Chili (1973). Daar zou ik niet tegen zijn, maar het ICC kan niet met terugwerkende kracht recht spreken. In de onderhandelingen die tot het Verdrag van Rome (1998) leidden, waarbij het ICC in het leven werd geroepen, is in alle opzichten tegemoet gekomen aan de Amerikaanse bezwaren, hoe vergezocht die ook waren. President Clinton tekende het Verdrag, wel wetend dat ratificatie door de Senaat nog lang op zich kon laten wachten.

Een verdrag tekenen houdt volkenrechtelijk in dat men zich verplicht er niet in strijd mee te handelen, zonder het te accepteren. President Bush jr liet echter bekend maken dat hij deze handtekening terug trok (wat verdragstechnisch niet eens mogelijk is) en voert sindsdien te vuur en te zwaard een campagne tegen het ICC.  De vorig jaar aangenomen American Servicemembers' Protection Act is daarvan een bizar voorbeeld. Deze wet machtigt de Amerikaanse president gewapenderhand Amerikanen te bevrijden die op verdenking van oorlogsmisdaden zijn gedetineerd in Den Haag, zetel van het ICC.

Het ICC is opgezet als gerechtshof in tweede instantie. Het statuut is gaat er vanuit dat wie van oorlogsmisdaden wordt verdacht, in zijn of haar eigen staat serieus wordt berecht. Pas als daarvan geen sprake is, kan het ICC optreden. En dat optreden is dan met veel waarborgen omkleed, mede dankzij de Amerikaanse bemoeienis met de opstelling van het verdrag.

De Amerikaanse weerzin tegen het ICC komt er dus op neer dat Washington er vanuit gaat dat de VS zelf niet in staat en bereid zijn door Amerikaanse burgers begane oorlogsmisdaden te vervolgen, maar die vervolging daarna ook niet aan een internationaal tribunaal wil overlaten, waarvan het de regels meer dan welke andere staat heeft bepaald. Dit getuigt niet zozeer van gebrek aan vertrouwen in internationale regelingen, als van een merkwaardig aan wantrouwen in de eigen rechtsorde.

In zijn afwijzing van het ICC bevindt  de Amerikaanse regering zich in het lugubere gezelschap van vrijwel alle hedendaagse dictaturen. Van de democratieën in de wereld hebben alleen Israël en India niet getekend. Maar alleen de VS voeren een agressieve campagne tegen het ICC, dat inmiddels op basis van de ratificatie door meer dan tachtig staten in werking is getreden. De campagne heeft de vorm aangenomen van het onder druk zetten van staten om ofwel ervan af te zien tot ICC-verdrag te tekenen, ofwel een bilaterale overeenkomst met de VS te tekenen om onder geen beding Amerikaanse staatsburgers aan het ICC uit te leveren.

Vooral arme en kleine landen worden nu gechanteerd om dit te doen, op straffe militaire steun kwijt te raken. Niet alle buigen. Kroatië weigerde. Waarom verdachte Amerikanen immuniteit verlenen, terwijl de VS tegelijkertijd eisen dat verdachte Kroaten worden uitgeleverd aan het  Joegoslavië-tribunaal, vonden ze in Zagreb.

Voor vrienden van de Verenigde Staten is het een triest schouwspel dat de huidige Amerikaanse regering op deze manier het beginsel van gelijkheid voor allen verloochent, uit angst voor een situatie die zich onmogelijk kan voordoen. Temeer triest,  omdat de VS wel steeds meer rechtsmacht opeisen over burgers van andere landen, verdacht van delicten die ze buiten het territorium van de VS zouden hebben gepleegd.

Bart Tromp

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
12-07-2003

« Terug naar het overzicht