Oorlogsmisdadigers
'U HEEFT MIJN toestemming om te bombarderen, maar raak niet de industriele infrastructuur, want wij hebben de machines nodig. Schiet alleen op mensenvlees. Beschiet mensenvlees, alleen maar mensenvlees.' Aan het woord is generaal Ratko Mladic, in een onderschept telefoongesprek tussen hem en een ondergeschikte bij het beleg van de stad Zeleni Jadar, in de buurt van Srebrenica.
Deze opname werd in 1993 gemaakt. Norman Cigar, een Amerikaanse hoogleraar in veiligheidsstudies, citeert het gesprek als een van de vele bewijzen dat het zogenaamd Bosnisch-Servische leger onder Mladic vanaf het begin van de oorlog een systematische campagne van genocide voerde in Bosnie-Hercegovina. Het boek waarin hij zijn bevindingen neerlegde, Genocide in Bosnia - The Policy of 'Ethnic Cleansing', verscheen al voor de val van Srebrenica, nu een jaar geleden. Wie het toen had gelezen, wist met vrijwel absolute zekerheid wat Mladic met de bewoners van de veroverde enclave zou doen.
Ministers en generaals lezen in het algemeen geen boeken, of de verkeerde. Zij moeten niettemin op grond van de informatie die hun inlichtingendiensten hun verschaften, nog veel beter op de hoogte zijn geweest van wat er werkelijk in Bosnie gebeurde dan de media. Pas achteraf is bij voorbeeld bekend geworden dat verschillende westerse regeringen al lang wisten van het bestaan van concentratiekampen in Bosnie voordat de pers dit onthulde.
De rechtstreekse verantwoordelijkheid van Mladic voor oorlogsmisdaden in de zware categorie is op regeringsniveau in het Westen dus al jaren geen nieuws. Hetzelfde geldt voor de 'president' van de Bosnische Serviers, Radovan Karadzic.
In zijn Balkan Odyssey spreekt David Owen van diens 'aanhoudende onbekwaamheid om te waarheid te respecteren of zelfs maar onder ogen te zien'. 'Ik was blij dat ik nooit meer iets met hem van doen zou hebben, nadat ik mijn functie als onderhandelaar had neergelegd,' schreef Owen. In dezelfde analyse steekt hij niet onder stoelen of banken dat naar zijn bevindingen Karadzic rechtstreeks verantwoordelijk is voor 'etnische zuiveringen', ook al is het aan het Internationale Tribunaal voor Oorlogsmisdaden in voormalig Joegoslavie om dat vast te stellen.
Owen besluit met het advies aan de medische professie in Belgrado om
dr Karadzic voor altijd het uitoefenen van de geneeskunde te verbieden. Dit is voor Lord Owen - zelf van huis uit neurochirurg - waarschijnlijk het dodelijkste oordeel dat hij in zijn gedenkschrift over zijn activiteiten met betrekking tot voormalig Joegoslavie kon bedenken.
Met het voorgaande wil ik slechts aangeven dat het zeker voor de westerse regeringen geen verrassing kan zijn geweest, dat het Tribunaal vorige week Mladic en Karadzic aanklaagde wegens oorlogsmisdaden. Dit maakt hun schichtige reactie te meer verrassend, tenzij wij aannemen dat zij van de afgelopen vier jaar ex-Joegoslavie niets hebben geleerd.
Die vier jaar werden gekenmerkt doordat zij weigerden de feitelijke stand van zaken onder ogen te zien, doordat zij werkelijke oplossingen afschilderden als onrealistisch en ondertussen zelf een beleid volgden waarin van de ene snel smeltende ijsschots op de andere werd gesprongen.
Een van die ijsschotsen was het Tribunaal. Het werd in april 1993 uitgevonden, toen de 'internationale gemeenschap' zwichtte voor de sabotage van het vredesplan-Vance/Owen door het zogenaamd Bosnisch-Servische parlement. Al gauw kregen met name Groot-Brittannie en Frankrijk spijt van dit besluit.
Zij waren niet de enigen. Toen het Tribunaal zijn taak serieus opvatte, begon onmiddellijk de tegenwerking uit de grote hoofdsteden. Financieel, maar ook tot uiting komend in de weigering documenten en informatie ter beschikking te stellen - het laatste in strijd met artikel 5 van het instellingsbesluit van de Veiligheidsraad. Van het vrijwillig ter beschikking stellen van bewijsmateriaal van oorlogsmisdaden was al helemaal geen sprake, hoewel ik weet dat dit in overmaat beschikbaar is, zowel in de vorm van satellietfoto's als van onderschepte elektronische communicatie.
Nu het Tribunaal de voorgeleiding van Karadzic en Mladic heeft gelast, roepen de ministers van de Europese Unie en die van Verenigde Staten dat Ifor helaas niet beschikt over het mandaat om tot arrestatie over te gaan (en dat die arrestatie het risico heeft tot nieuwe krijg te leiden).
Het eerste is niet waar. Volgens het militaire deel (annex 1 A) van het Dayton-akkoord is de Republika Srpska nu verplicht Karadzic en Mladic in handen te stellen van het Tribunaal (artikel IX.g, heren diplomaten!). Gebeurt dit niet, dan heeft (artikel XII) de commandant van Ifor de bevoegdheid naar bevind van zaken te handelen.
Een nieuwe resolutie van de Veiligheidsraad is dus helemaal niet nodig. Wat dit aangaat, is er sprake van een deja vu. Een jaar geleden heette het ook dat Unprofor een ruimer mandaat nodig had, bij voorbeeld om de 'safe areas' militair te beschermen. In werkelijkheid was het bestaande mandaat ruim genoeg, maar werd het door de commandant van Unprofor gereduceerd tot de zelfverdediging van Unprofor-eenheden - zoals in Srebrenica.
De terugval in het patroon dat het Europese echec in voormalig Joegoslavie veroorzaakte, vertaalt zich nu in de missie van bankier Richard Holbrooke. Hij moet Slobodan Milosevic laten doen waar de Europese Unie en de Navo voor terugdeinzen. Het is geen klein klusje. Het probleem is namelijk dat de gerechtelijke vervolging van Karadzic en Mladic onherroepelijk leidt tot een aanklacht tegen hun opdrachtgever in Belgrado.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 17-07-1996