Oorzaak of gevolg?

OP DE STUDIECONFERENTIE van de Atlantische Commissie in Washington hield dr Rob de Wijk vorige week een opmerkelijk verhaal. Opmerkelijk omdat De Wijk daar zei wat vele politici in feite denken, maar niet durven zeggen. Zijn betoog ging over 'interventie in etnische conflicten' en hoewel het een voornamelijk theoretisch karakter droeg, is het onmogelijk te lezen zonder voortdurend aan de huidige Balkan te denken.

Hier en daar gaat De Wijk rechtstreeks in op die oorlog. Bij voorbeeld als hij het heeft over problemen van 'peace keeping' door de Verenigde Naties in een land waar conflicten al zijn uitgebroken. Zijn conclusie is dat in zulke omstandigheden 'peace keeping' neerkomt op het steunen van de partij die militair het sterkst is en dat het mislukken van het plan-Vance/Owen daarvan een voorbeeld is.

Maar wat zijn betoog werkelijk opmerkelijk maakt is de centrale stelling: dat etnische conflicten zo'n intensiteit hebben, dat het voor de buitenwereld - al dan niet in VN-verband - vrijwel onmogelijk is daar met vreedzame of militaire middelen iets aan te doen. Dat is zo, aldus De Wijk, hoofd conceptuele planning van het ministerie van defensie, omdat een etnische groep die voor het eigen overleven vecht, bereid is daarvoor bijna elke prijs te betalen en enorme verliezen te lijden.

Daarom raadt hij militaire interventie in zulke conflicten af; de internationale gemeenschap moet zich dan beperken tot humanitaire hulp en het aanbieden van goede diensten. Aan de andere kant is voorkomen beter dan genezen: in de periode voor zulke etnische conflicten kunnen uitbreken, zou 'preventieve diplomatie' veel meer en veel beter moeten worden gebruikt.

De boodschap is duidelijk: aan de oorlog in het voormalig Joegoslavie is niets te doen en dat is precies wat de staatsmannen van de Atlantische wereld al een hele tijd vinden. Ze doen dan ook niks, behalve het maken van symbolische gebaren: het vliegverbod boven Bosnie wordt nu gecontroleerd! Het verhaal van De Wijk is minder consistent dan het lijkt. Natuurlijk, preventieve maatregelen zijn verre te verkiezen boven een misschien wel riskante militaire interventie. 'Preventieve diplomatie' vereist echter dat in een vroeg stadium de dreiging van een gewelddadig etnisch conflict niet alleen ondubbelzinnig wordt vastgesteld, maar dat de internationale gemeenschap dan ook onmiddellijk stappen onderneemt om dit te voorkomen.

Eerder in zijn verhaal wijst De Wijk echter terecht op een kenmerkend defect van internationale organisaties als de VN: het onvermogen om op conflicten te anticiperen en snel in actie te komen. Dat defect doet zich voelen bij interventies ten dienste van 'peace keeping'. Maar geldt het niet evenzeer bij 'preventieve diplomatie'? De uiterst lamlendige stappen die tot nog toe genomen zijn om uitbreiding van de oorlog naar Macedonie en Kosovo te voorkomen, demonstreren dat 'preventieve diplomatie' allerminst een succesvol alternatief is voor militaire interventie in een later stadium.

Een tweede kanttekening betreft de aanbeveling om het bij etnische conflicten maar te laten bij 'humanitaire interventie'. Als er namelijk een ding duidelijk is geworden in de huidige oorlog, dan is het dat in dit type conflict humanitaire hulp niet mogelijk is. Deze oorlog gaat immers niet tussen de combattanten van de twee of drie betrokken partijen, een strijd waarvan de burgerbevolking ongewild, maar onvermijdelijk het slachtoffer wordt. Nee: de verjaging of fysieke liquidatie van die burgerbevolking is het eerste oorlogsdoel. In die situatie is neutrale, humanitaire hulp onmogelijk. Wie de burgerbevolking helpt, doet aan de oorlog mee en kiest partij. De oorlog in Bosnie heeft dat overduidelijk gemaakt.

De alternatieven die De Wijk aanvoert voor 'peace making' door de VN of andere internationale organisaties, zijn dus beide weinig overtuigend. Maar dat is een schrale troost als zijn centrale argument juist is dat (binnenlandse) etnische conflicten niet met militaire middelen van buitenaf zijn te bedwingen vanwege hun onverzoenlijke karakter.

Ik geloof dat De Wijk hier, als zovelen, het slachtoffer is geworden van de mythe van het nationalisme. Een mythe die uitgaat van het bestaan van diepgewortelde nationale of etnische identiteiten door de eeuwen heen, die zich onherroepelijk manifesteren als de gelegenheid daarvoor gunstig is. In feite is nationale identiteit grotendeels een bewuste politieke constructie, niet veel ouder dan de Franse Revolutie, een imaginair bindmiddel dat pas realiteit wordt als vrijwel alle andere sociale banden zijn kapotgemaakt.

De zogenaamde etnische tegenstellingen in Joegoslavie - zogenaamd, want antropologisch is er geen etnisch verschil tussen Kroaten, Moslims en Serviers hebben hun politieke dimensie en moorddadige intensiteit pas gekregen door de oorlog. Het zijn niet etnische conflicten die de oorlog in ex-Joegoslavie verklaren, het is de oorlog die etnische conflicten heeft veroorzaakt.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
30-06-1993

« Terug naar het overzicht