Op jacht naar kiezerswinst schaft PvdA democratie af
Tot in de jaren negentig waren de congressen van de PvdA uitgesproken politieke bijeenkomsten, met ruggespraak in de wandelgangen en discussies tot diep in de nacht. Maar de interne democratie van de partij is drastisch teruggedraaid, constateert Parool-columnist Bart Tromp. De Partij van de Arbeid is een kiesmachine geworden.
VANDAAG VINDT in Rotterdam het zoveelste congres van de PvdA plaats. Vroeger kreeg een gewoon congres een nummer als naam, maar deze traditie is kennelijk verloren gegaan.
Het wordt een bijeenkomst die in meer dan een opzicht demonstreert dat de PvdA zich in een eigenaardig proces van transformatie bevindt: de transformatie van een politieke partij als democratische vereniging in een onduidelijke corporatistische organisatie, waar alles wordt opgeofferd aan maximalisatie van de kiezerswinst. De Partij van de Arbeid is bezig een kiesmachine te worden.
Het begint al met de beschrijvingsbrief voor het congres, die is ondertekend door Marijke van Hees, 'voorzitter', en Mariette Hamer, 'vice-voorzitter'. Van wat? Toch alleen maar van het partijbestuur, niet van de PvdA? In een democratische vereniging zou de voorzitter namens het bestuur zo'n stuk hebben ondertekend.
In de beschrijvingsbrief wordt een aantal voorstellen gedaan die in strijd zijn met de statuten en het huishoudelijk reglement van de PvdA. Het congres is het hoogste besluitvormende orgaan van de PvdA. In beginsel zijn alle leden er vertegenwoordigd door gekozen afgevaardigden uit de afdelingen. Bij wijze van experiment stellen voorzitter en vice-voorzitter echter voor aan het congres ook afgevaardigden toe te voegen uit de 'kenniscentra' die de partij kort geleden in het leven heeft geroepen. Die 'kenniscentra' zijn eigenlijk niets anders dan adressenbestanden van mensen die te kennen hebben gegeven in een bepaald onderwerp geinteresseerd te zijn. Volgens de beschrijvingsbrief zijn dat er ongeveer tienduizend.
Onduidelijk is hoe daaruit afgevaardigden zijn benoemd. Vast staat dat onder die tienduizend 'leden' geen verkiezingen voor een congresafvaardiging hebben plaatsgevonden. Waar die afgevaardigden dan wel zijn gekozen is net zo'n raadsel als de vraag met welk mandaat dat is gebeurd. De voorzitter en de vice-voorzitter benadrukken dat die afgevaardigden 'lid van de Partij van de Arbeid zijn'. Dat betekent dus dat zij niet alleen als lid van hun afdeling maar ook als lid van een 'kenniscentrum' een stem in het kapittel hebben, een inbreuk op het beginsel one man, one vote.
Geen toeval
Deze slordige omgang met de grondregels van de democratie is geen toevalligheid. Al ver voor de verkiezing van het huidige partijbestuur is in de PvdA sprake van een ontwikkeling waarin de interne partijdemocratie systematisch wordt teruggedraaid.
Die tendens begon in 1991, het jaar van Koks WAO-blunder, die de partij een ledenverlies opleverde waarvan zij zich nooit meer heeft hersteld. De wijze waarop Kok met opoffering van de schuldeloze partijvoorzitter Marjanne Sint vervolgens in het zadel werd gehouden, kwam neer op het monddood maken van de partijleden, voorzover zij de PvdA niet verlieten.
Deze ontwikkeling werd met kracht versterkt door het daarna aangetreden voorzittersduo Rottenberg/ Vreeman, dat succesvol de zelfstandige en potentieel kritische positie van partijbestuur, -afdelingen en -congres ten opzichte van de partijleiding in Den Haag afbrak. Zij kregen daarvoor de ruimte dankzij het kort daarvoor aangenomen rapport Een partij om te kiezen (1991). Daarvan voerden zij echter alleen de elementen uit die een versterking van de macht van de partijtop inhielden. Het complement, een versterking van de partijdemocratie, werd genegeerd.
Daarom kent de PvdA bijvoorbeeld geen eigen opinieblad meer dat dienst doet als discussieforum. Al eind jaren tachtig was dit door een benauwde partijleiding afgeschaft, vermoedelijk vanwege zijn succes: meer dan dertigduizend leden abonneerden zich vrijwillig op Voorwaarts, zoals het opinieblad van de PvdA toen heette.
In de jaren negentig proclameerden opeenvolgende partijbesturen en partijvoorzitters 'vernieuwing' die door 'debat' en 'discussie' gestalte zou krijgen. De partijleiding bleef echter doodsbenauwd voor een ledenorgaan onder onafhankelijke redactie. Begin dit jaar sneuvelde in het partijbestuur het gedurfde voorstel de redactie van het ledenblad op basis van een redactiestatuut een zekere onafhankelijkheid toe te kennen. Men kan zich afvragen of een partij die in eigen gelederen zo krampachtig met vrije meningsuiting en democratie omgaat, wel geloofwaardig is als het gaat om deze thema's in het algemeen.
In het verleden waren congressen van de PvdA politieke bijeenkomsten, omdat niet van tevoren vaststond welke besluiten zouden worden genomen. Hoe merkwaardig het er soms ook toeging, steeds was sprake van een werkelijke discussie tussen leiding en leden. In de SDAP, voorganger van de PvdA, formuleerde de toenmalige partijleider Pieter Jelles Troelstra dit prachtig, toen hij de partijleden ooit voorhield dat hij hun revolutionaire sentiment bewonderde, hoezeer het hem in zijn politieke arbeid ook hinderde.
De huidige leiding van de PvdA beschikt noch over de grootsheid van een Troelstra noch over diens inzicht dat een linkse politieke partij het niet kan stellen zonder een actieve achterban die door idealen wordt gedreven. Inhoudelijke idealen hebben bij deze leiding plaatsgemaakt voor de zorg zoveel mogelijk kiezers te trekken, tegen welke prijs dan ook.
Dat is immers ook in het belang van individuele volksvertegenwoordigers, die door de huidige wijze van rekru tering veelal van buiten de PvdA worden aangetrokken en die niet of nauwelijks een binding hebben met de partij. In het openhartige dagboek van modern Kamerlid Marjet van Zuijlen zal men bijvoorbeeld vergeefs zoeken naar iets dat lijkt op het streven naar een sociaal-democratisch ideaal, iets dat verder gaat dan de zorg voor de eigen carriere.
Wandelgangen
Het hoogste orgaan van de PvdA komt bijeen om te debatteren en besluiten te nemen. Vanaf de oprichting van de partij in 1946 tot in de jaren negentig trok de partij daar, afgezien van bijzondere (verkiezings) congressen, drie dagen voor uit. Daardoor waren congressen ook werkelijk politieke bijeenkomsten, want er waren wandelgangen, avonden en nachten waar men elkaar ontmoette en tot onderlinge discussies en afspraken kwam.
Dit congres vindt plaats op een dag, van 10.30 tot 16.30 uur, met een pauze tussen 13 en 14 uur. Dat betekent dat de afgevaardigden geen mogelijkheid hebben informeel contact te krijgen en tot gemeenschappelijke standpunten te komen. Voor het eigenlijke werk, het plenair debat en de besluitvorming, zijn op z'n best twee uur uitgetrokken. De rest gaat op aan 'speeches' en 'workshops'. (Nu ik mij toch aan het ergeren ben: waarom moet dat allemaal in het Engels?)
Er zijn er in de PvdA, ik noem vriend Rottenberg, die graag het schrikbeeld van de partij in de jaren vijftig oproepen, als dat van een club waarin geen debat mogelijk was. Maar de PvdA was tot de 'vernieuwing' die in de jaren negentig begon, een verhoudingsgewijs open en democratische partij. Zij kende een onafhankelijke interne pers. Congressen gingen ergens over.
Typerend is een commentaar van Joop den Uyl, toentertijd directeur van de Wiardi Beckman Stichting, over het vijfde partijcongres, in 1955. Hij constateerde dat niet minder dan veertien van de eenentwintig vergader uren van dat congres waren opgeslorpt door toespraken ('speeches'), zonder mogelijkheid tot discussie. Den Uyl: 'Het accent verschuift bij deze opzet van het congres steeds verder van beraadslaging naar manifestatie en dat betekent toch ook een wezenlijk verlies.'
In de jaren daarop nam het politieke gewicht van congressen toe. Pas de laatste tijd zijn ze gedegradeerd tot 'manifestaties'. Inderdaad, een wezenlijk verlies, dat echter past in de transformatie van de PvdA.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 27-05-2000