Op naar Marx

J

DE EREVOORZITTER van de Chinese Bridgebond bereidt zich voor op zijn 'ontmoeting met Marx': Deng Xiaoping ligt op sterven. Volgens 'welingelichte kringen' is zijn verscheiden een kwestie van weken, zo niet van dagen.

Deng is bijna negentig. Als hij sterft, overtreft hij de levensverwachting van Chinezen die in hetzelfde jaar als hij werden geboren met, denk ik, dertig tot veertig jaar. Dit langdurige leven dankt hij niet aan een veilig en beschermd bestaan. Deng behoort tot de oprichters van de Chinese Communistische Partij. Hij heeft alle wederwaardigheden van de Chinese politiek figuurlijk en letterlijk aan den lijve ondervonden.

Twee keer is hij 'gezuiverd' door Mao Zedong. Eerst in de beginfase van de Culturele Revolutie in 1966. Tien jaar later, toen de doodzieke Mao allang niet meer kon genieten van de almacht die hij zich dankzij die 'revolutie' had verworven, werd hij uit zijn verbanning naar het platteland teruggehaald naar Peking, door Mao's trouwe factotum Zhou Enlai. Zhou was stervend en wist dat Deng de enige was die in de Chinese Communistische Partij over voldoende prestige en politieke kundigheden beschikte om 'de boel bij elkaar te houden' - zoals Den Uyl dat in een vaak misverstane frase noemde.

Na de dood van Zhou (januari 1976) werd Deng opnieuw 'gezuiverd'; hij mocht toen blij zijn dat hij niet werd vermoord voordat Mao zelf op 9 september van dat jaar stierf. Twee jaar later werd Deng de machtigste man in de Chinese Volksrepubliek en dat is hij zestien jaar lang gebleven, ook al heeft hij jaren geleden zijn officiele functies reeds neergelegd.

Ik heb een zwak voor Deng en wel om drie redenen. De eerste is louter sentimenteel: het beeld van de kleine, bijna dwergachtige Chinees, die bij zijn bezoek aan de Verenigde Staten in Texas grijnzend een enorme cowboyhoed opzette en (niet noodzakelijkerwijs bij die gelegenheid) president Carter toevoegde: 'Natuurlijk willen wij de mensenrechten eerbiedigen en de uitreismogelijkheden van onze burgers vergroten. Zegt u maar hoeveel miljoen u er wilt hebben.'

In de tweede plaats heeft Deng een eind gemaakt aan een van de gruwelijkste regimes uit de moderne geschiedenis, al werd dat in zijn tijd ten voorbeeld gesteld aan de Derde Wereld door zulke uiteenlopende commentatoren als professor Wertheim, mr G.B.J. Hilterman en Jan Pronk. China is daarna geen Nederland of Belgie geworden, maar het leven is er sindsdien wel aangenamer en welvarender.

De derde reden is dat Deng een uitzondering is onder de communistische machthebbers. Hij heeft vrijwillig afstand gedaan van de macht en hij heeft gepoogd te voorzien in zijn opvolging.

Opvolging is een in zekere zin onoplosbaar politiek probleem. Wie kenbaar maakt opgevolgd te kunnen worden, zegt met zoveel woorden dat hij vervangbaar is. Wie vervangbaar is, is echter niet uitzonderlijk. Voorzover de machtspositie van de leider berust op de gedachte dat hij uitzonderlijk is, is een opvolger, de idee van opvolging alleen al, een bedreiging. Op zijn minst is deze een luidruchtige herinnering aan sterfelijkheid, op zijn ergst een definitie van vervangbaarheid.

In de geschiedenis zijn twee mechanismen uitgevonden om dit verschrikkelijke vraagstuk op te lossen door het te reguleren. Het eerste is dat van opvolging door het dynastieke principe te volgen. De vader word opgevolgd door de zoon (of de dochter, of een ander familielid). Het is door de eeuwen heen het meest gebruikelijke mechanisme geweest, niet alleen in de politiek, maar ook in ondernemingen (al hebben die in het algemeen een geschiedenis van ten hoogste drie generaties). De koningsdrama's van Shakespeare zijn er een mooie literaire herinnering aan dat dit mechanisme allesbehalve feilloos werkt.

Het tweede bestaat uit een of andere procedure om de opvolger aan te wijzen, varierend van een orakel dat bepaalt dat een kind, geboren op een bepaald tijdstip en met bijzondere lichamelijke kenmerken, de voorbestemde opvolger van de Dalai Lama is, tot de verkiezing van de president van de Verenigde Staten.

Communistische regimes hebben altijd gepretendeerd dat zij voor de opvolging over een constitutioneel, onpersoonlijk mechanisme beschikken. Maar in werkelijkheid blijft de machthebber op zijn plaats, niet totdat hij niet langer kan, maar totdat hij dood is. Vele jaren werd de Sovjet-Unie geregeerd door een zo goed als seniele Brezjnev.

In deze regimes stond de benoeming van een opvolger in het algemeen gelijk aan een doodskus. Mao Zedong had achtereenvolgens drie officieel aangewezen opvolgers: Liu Shaoqi (1944), Lin Biao (1969) en Deng Xiaoping (1975, informeel). De Culturele Revolutie (1966-1969) ging niet in de laatste plaats om de liquidatie van Liu (1969); Lin volgde twee jaar later en Deng ontsprong de dans ternauwernood in 1976.

Als vrijwel enige communistische machthebber (de andere is Chroesjtsjov, die echter zelf werd afgezet) heeft Deng ernstig getracht iets van 'socialistische legaliteit' tot stand te brengen, daarbij inbegrepen een 'normale' overgang van de macht. Ruim tien jaar heeft hij daaraan gewerkt. Zijn oorspronkelijk beoogde opvolgers, Hu Yaobang en Zhao Ziyang zijn in de jaren tachtig politiek gesneuveld en fysiek gestorven, maar alle hoge posten in regering en partij zijn daarna toch weer vergeven.

Niettemin houdt iedereen in en om China de adem in bij het heengaan van Deng. Hij heeft alles geregeld, maar toch lijkt niemand in 'socialistische legaliteit' te geloven als het gaat om de opperste macht in de Chinese Volksrepubliek.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
25-01-1995

« Terug naar het overzicht