Opmars privatisering gestuit
VANUIT BRUSSEL heeft Eurocommissaris Bolkestein Nederland vermaand: hier is 'bij sommigen' in de politiek 'koudwatervrees' opgekomen als het gaat om de verdere privatisering van overheidsbedrijven, met name die in de nutssector. Dat deugt volgens hem niet. Privatisering en liberalisering leveren lagere prijzen op voor de consument, maken het voor de producent mogelijk efficient te produceren en ontlasten de overheid van taken die deze nooit goed uit kan voeren.
Ik ga af op de 'bewerkte versie' van de toespraak die Bolkestein vorige week donderdag heeft gehouden 'voor het Elektriciteitsbedrijf Zuid-Holland'. (NRC Handelsblad, 7 januari 2000). Theoretisch bestaat de mogelijkheid dat onze Eurocommissaris ter plaatse sterkere argumenten heeft gebezigd. Dit is echter de enige tekst waarover ik beschik. Daarop afgaande begrijp ik niet hoe Bolkestein met zo'n zwak verhaal voor de dag komt.
Het eerste deel zet de voordelen van een vrije markt uiteen.('Liberaliseren is concept van het gezond verstand.') Die voordelen zijn voor de consumenten inderdaad niet te versmaden. Een werkelijk vrije markt bestaat uit oneindig veel aanbieders van precies hetzelfde product dat, los van tijd en plaats, door oneindig veel consumenten wordt begeerd. Concurrentie zou producenten dan dwingen hun prijs te verlagen tot een niveau dat hun kostprijs nadert. Dat levert geen winst op.
Succesvol ondernemen is daarom alleen maar mogelijk voor entrepreneurs die aan het schrikbeeld van de vrije markt weten te ontsnappen door (pseudo-)monopolistische omstandigheden te scheppen. Dit is zeker bij veel publieke voorzieningen niet moeilijk. Daar is immers vaak sprake van natuurlijke monopolies, bij voorbeeld bij spoorweg- en elektriciteitsnetten, bij water- en gasleidingen.
Van iemand als Bolkestein had je mogen verwachten dat hij serieus op de problemen van de onvolmaakte marktwerking in zulke sectoren in was gegaan. Sterker nog: waarom maakte hij niet van deze toespraak gebruik om uit te leggen waarom nog geen honderd jaar geleden zijn politieke erflaters juist het tegenovergestelde recept toepasten? De vorming van publieke (meestal gemeentelijke) nutsbedrijven, de nationalisering van spoorwegbedrijven - die vonden toentertijd in Nederland plaats op initiatief van de liberalen, als reactie op de bende waartoe het winststreven van particuliere bedrijven had geleid.
Volgens Bolkestein leidt de door hem gewenste marktopening van nutsbedrijven tot een herverkaveling, niet in Nederlandse, maar in Europese verhoudingen. Als voorbeeld noemt hij de overname van drie van de vier grote Nederlandse elektriciteitsbedrijven door buitenlandse: een Duits, een Belgisch en een Amerikaans.
Een Amerikaans bedrijf? Hoe past dat in zijn 'Europese verhoudingen'? Het gaat hier om het Texaanse bedrijf Reliant ('Betrouwbaar') dat de Nederlandse elektriciteitsproducent UNA (Amsterdam en Utrecht) opkocht. Reliant heette twee jaar geleden nog 'Houston Industries', maar veranderde van naam, omdat het in de Verenigde Staten in diskrediet was geraakt vanwege zijn wanprestaties ten aanzien van gebruikers en milieu.
Net voor zijn afscheid als secretaris-generaal van het ministerie van Economische Zaken publiceerde Sweder van Wijnbergen een artikel, waarin hij een zorgvuldig beredeneerd model uiteenzette voor wat betreft de mogelijkheden en onmogelijkheden van privatisering van publieke voorzieningen. Dit was een nuttige, maar ook rare paukenslag. Want zijn artikel ging niet vooraf aan privatisering, maar volgde op bijna tien jaar lang kennelijk ondoordachte en minder door 'gezond verstand' dan door ideologische hersenspoeling ingegeven privatiseringsoperaties.
Van Bolkestein zou ik ook verwacht hebben dat hij tenminste op de argumenten van Van Wijnbergen was ingegaan. Dit doet hij niet en alleen dat al stempelt zijn toespraak minder tot een bijdrage aan het publieke debat over privatisering dan tot een ideologische riedel beneden zijn niveau.
Dat blijkt ook wel uit de drie argumenten die hij tegen de gegroeide scepsis over verdere privatisering van publieke voorzieningen in Nederland aanvoert. Het eerste luidt dat de verontrusting naar aanleiding van de recente treinramp met de Britse geprivatiseerde spoorwegen nergens op slaat, omdat de meeste spoorwegongelukken gebeuren bij spoorwegen die in staatshanden zijn.
Dat zal best het geval zijn, aangezien wereldwijd de meeste spoorwegen (nog) in publiek bezit zijn. Maar dit argument negeert volstrekt de verwaarlozing van veiligheid en infrastructuur door de geprivatiseerde spoorwegen in Groot-Brittannie.
Zijn tweede argument is dat het helemaal niet erg is als publieke voorzieningen in Nederland in handen komen van buitenlandse bedrijven. Is het niet wat vreemd dat een politicus die in Nederland voorstond dat het 'nationaal belang' centraal moest staan in de politiek, daarvan nu de publieke voorzieningen uitzondert?
Het derde luidt dat de Europese Commissie er van alles aan zal doen om ervoor te zorgen dat alle leden van de Europese Unie zich aan de liberalisering van de publieke sector gaan houden. Kennelijk verblijft Bolkestein nog te kort in Brussel om te weten dat dit een vrome hoop op een onbestemde toekomst is.
Wat mij in zijn verhaal tegenstaat, is dat er niet in voorop staat het belang van behoorlijke voorzieningen van burgers in de staten van de Europese Unie, maar dat hij ongeargumenteerd insisteert op privatisering, een in te veel opzichten dubieus instrument.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 12-01-2000