Overige lasten
ENKELE WEKEN geleden kondigde de natuurkundige professor Ad Lagendijk zijn vertrek bij de Universiteit van Amsterdam aan. De sluiting van zijn laboratorium wegens asbestproblemen was de druppel die de emmer had doen overlopen.
Lagendijk was een van de coryfeeen van deze universiteit. Hij ging er door het leven als 'universiteitshoogleraar'. Deze malle titel is indertijd door het College van Bestuur van de Amsterdamse universiteit bedacht voor geleerden die het bijzonder wilde eren. De 'universiteitshoogleraar' mag doen wat hij wil en geniet daarbij het privilege geen onderwijs meer te hoeven geven.
Dit verraadt overigens hoe bestuurders eigenlijk denken over de taak waaraan de universiteit haar bestaansrecht ontleent. Het wachten is nu op de benoeming van 'universiteitsbestuurders' die zo goed besturen dat zij daarom voor altijd van vergaderen zijn vrijgesteld.
Merkwaardig is daarnaast dat de Amsterdamse 'universiteitsprofessoren' niet benoemd worden op basis van een oordeel van wetenschappelijk gekwalificeerde collega's, zoals bij gewone hoogleraarsbenoemingen, maar door het College van Bestuur dat niet over zulke deskundigheid beschikt. Ik ken alle vier 'universiteitsprofessoren' te Amsterdam en schat ze hoog. Toch demonstreert zo'n benoemingsprocedure hoezeer bestuurders en ambtenaren zich ook op het terrein van de wetenschapsbeoefening macht hebben toegeeigend die thuishoort bij de beoefenaren van de wetenschap zelf.
Lagendijk verwijt de UvA dat deze de afgelopen jaren grote bezuinigingen heeft doorgevoerd die zijn vakgebied, de experimentele natuurkunde, onevenredig zwaar hebben getroffen. De weerzin tegen de dure experimenten die door hem worden gedaan, ziet hij tot uitdrukking gebracht in het hoofdje waaronder de kosten ervan in de begroting zijn opgenomen: Overige Lasten. Deze kritiek had Lagendijk beter aan Den Haag kunnen richten. Sinds 1982 hebben alle regeringen vergaand bezuinigd op wetenschappelijk onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, terwijl het aantal studenten steeg en de universiteiten tegelijkertijd met ondoordachte en kostbare 'vernieuwingen' werden opgescheept. Vroom heette het dat de prioriteit lag bij het primair en secundair onderwijs. Die kregen niet meer middelen, maar wel de ene tot mislukken gedoemde onderwijsvernieuwing na de andere.
Het geld is weggegooid, maar feitelijk is op deze onderwijsvormen niet bezuinigd. Niettemin hebben al deze onberaden hervormingen de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs desastreus aangetast en daarmee ook de animo om onderwijzer of leraar te worden. Zij hebben bovendien de universiteiten opgescheept met de last studenten alsnog de kennis bij te brengen die voorheen normaal was voor iemand die het vwo had doorlopen.
De uitgaven per student zijn in de afgelopen twintig jaar gehalveerd. Tegelijkertijd heeft diezelfde overheid hogere eisen gesteld bij lagere financiering. Uitgangspunt is nu bijvoorbeeld dat zeventig procent van de studenten het doctoraal hoort te halen - anders wordt de opleiding financieel gekort. Het gevolg van deze op niets gebaseerde rendementseis is dat opleidingen als leidraad gaan hanteren dat zeventig procent van de studenten die een tentamen aflegt slaagt, ongeacht geleverde prestaties. Deze bezuinigingen zijn ook doorgegaan in de vette jaren van de twee paarse kabinetten. Ze verdragen zich slecht met paarse praatjesmakerij over 'kenniseconomie', zeker als men in aanmerking neemt dat de wetenschappelijk staven extra zijn gekort om zo de aanstelling van allerlei 'managers' mogelijk te maken die aan onderwijs en onderzoek niets bijdragen.
Toch is Lagendijk, en ook zijn vak, aan de universiteit geprivilegeerd. De beta-opleidingen maken staat op het leeuwendeel van de onderzoeksgelden. Heel begrijpelijk overigens: politicologen hebben geen laboratoria nodig. Anders ligt het bij de onderwijsfinanciering. De Leidse faculteit Sociale Wetenschappen waar ik werk leidt dertig procent van de Leidse studenten op, maar moet dat doen voor dertien procent van het universitaire budget. Bij beta-opleidingen bestaat een docent-student-ratio van 1:5.
Een opleiding in alfa- of gamma-wetenschappen zou bij zo weinig studenten haar deuren moeten sluiten en dat is de afgelopen jaren keer op keer gebeurd. Bij deze opleidingen is de docent-student-ratio echter steeds slechter geworden. Deze nadert de 1:40, voorzover die grens al niet is overschreden. Uitgezonderd de beta wetenschappen is de publieke inrichting van wetenschap in Nederland volstrekt afhankelijk van de onberaden voorkeuren van achttienjarigen. Maar de overheid weigert daaraan consequenties te verbinden. Integendeel: zij eist dat met steeds minder middelen steeds beter onderwijs wordt gegeven en steeds meer onderzoeks prestaties worden geleverd.
Het vertrek van Lagendijk vat ik daarom op als een luidruchtig signaal. Als de belangrijkste experimentele fysicus aan de UvA zich zo in zijn functioneren benard voelt dat hij, ondanks al zijn privileges, liever vertrekt, dan kan men daaruit opmaken hoe het is gesteld met de overige lasten aan de universiteit.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 27-12-2001