Paradoxen van D66

INMIDDELS is de aardigheid er in Israel allang van af. De rechtstreeks gekozen minister-president is een naargeestige politieke mislukking gebleken. Dat komt niet alleen doordat Benjamin Netanyahu in deze functie geen succes is, maar vooral doordat hij zich, dankzij zijn rechtstreekse mandaat, kan onttrekken aan parlementaire controle en op die manier het zoveelste ongeleide projectiel in het Midden-Oosten is geworden. Ook bij zijn eigen partij, de Likoed, groeit de wil aan deze onberaden staatkundige vernieuwing een eind te maken.

Israel is de enige staat ter wereld die het ideaal van D66, de gekozen minister-president, heeft gerealiseerd. D66 verwachtte dat invoering van een gekozen ministerpresident de onduidelijkheid in de Nederlandse politiek zou verminderen en de kwaliteit van de democratie zou vergroten. Men mocht verwachten dat deze partij de gang van zaken in Israel nauwlettend had gevolgd en haar ideeen over de gekozen minister-president had herzien op grond van de in Israel opgedane ervaringen. Maar daar is geen sprake van geweest.

Als het gaat om staatkundige vernieuwingen, is D66 namelijk geen pragmatische, maar een extreem-dogmatische politieke partij. Al dertig jaar draait deze partij dezelfde gebedsmolen met bede voor de gekozen minister-president af, zonder dat zij duidelijk maakt voor welk probleem een ander kiesstelsel en gekozen burgemeesters en premiers een oplossing kunnen bieden.

Oorspronkelijk was het D66 erom te doen de kiezer voor de verkiezingen duidelijkheid te verschaffen over de regering die daarna tot stand zou komen. Dit telde immers als de erfzonde van het Nederlandse politieke stelsel: de staatsburger kan wel op een partij stemmen, maar heeft niets te vertellen over wat die partij na de verkiezingen met zijn of haar stem doet; niets over de samenstelling van de regering en niets over het programma van die regering.

Terwijl D66 star vasthoudt aan het middel - staatkundige vernieuwing - heeft de partij het doel - duidelijkheid in de politiek - volledig laten varen. De formatie van 'Paars II' vloekt met alles waar de partij oorspronkelijk voor stond. Dit vloeken begint al met feit dat een partij die als regeringspartner bijna de helft van haar zetels verloor, het nu de normaalste zaak van de wereld vindt door te regeren. De uitspraak van de kiezers doet er voor D66 in het geheel niet toe. Partijvoorzitter Kok betoogde vorige week dat de kiezer had uitgesproken dat D66 weer aan de regering moest deelnemen, door haar toch maar de vierde partij van het land te laten blijven. Tegen zulke logica is geen verweer mogelijk.

Het vloeken gaat verder met het hartelijk accepteren van een manier van formeren waarbij de kiezer nog meer dan vroeger buitenspel wordt gezet. Het doel van de formatie is het opstellen van een regeerakkoord waarin de deelnemende partijen zich kunnen vinden. Oorspronkelijk hield een regeerakkoord niet meer in dan afspraken over de zetelverdeling in het kabinet en de personele bezetting van die zetels. De laatste twintig jaar heeft het regeerakkoord echter steeds meer het karakter gekregen van een uitgebreid en gedetailleerd regeringsprogramma, waaraan de regeringspartijen vervolgens zijn gehouden.

Daar staat tegenover dat de verkiezingsprogramma's er steeds minder toe doen. Ze worden nog wel opgesteld - een verplicht nummer voor zuchtende partijleidingen - maar wat erin staat speelt noch voor, noch na de verkiezingen een rol van betekenis, uitgezonderd de financiele paragraaf (die dan ook vaak letterlijk los van het programma staat). Allerlei argumenten worden door de partijleidingen aangevoerd om de betrekkelijkheid van verkiezingsprogramma's te benadrukken. Je kunt niet van tevoren alles op papier vastleggen, want de samenleving is nu eenmaal niet maakbaar - dat is de algemene teneur van die argumenten. Bij de vorige verkiezingen vond minister-president Kok het verkiezingsprogramma van zijn partij (de PvdA) al na zes maanden 'verouderd'.

Het merkwaardige is nu dat al deze bezwaren kennelijk niet gelden voor het inhoudelijke deel van het regeerakkoord. Allerlei zaken die voor de verkiezingen niet aan de orde zijn gesteld, geen plaats kregen in verkiezingsprogramma's en nooit onderdeel van openbare politieke discussies zijn geweest, worden nu in geheim beraad geregeld tussen de onderhandelaars van de beoogde regeringspartijen.

Nu dit patroon langzamerhand raakt ingeburgerd, leidt dit tot een omineuze verschuiving in de politiek. Belangengroepen van allerlei aard proberen niet langer politieke partijen te beinvloeden om hun welgevallige zaken op te nemen in het verkiezingsprogramma. Zij richten zich steeds meer rechtstreeks tot de formateurs. Zo wordt de rol van politieke partijen sterker uitgehold en komen vaak ingrijpende politieke strijdpunten niet voor de verkiezingen en in de openbaarheid aan de orde, maar worden zij daarna, en in het beslotene, geregeld.

Een verdere consequentie van regeringsvorming langs deze weg is dat het dualisme tussen regering en parlement - een ander stokpaard van D66 - nagenoeg onmogelijk wordt. Hoewel de meeste leden van de regeringsfracties geen enkele invloed op het regeerakkoord hebben uitgeoefend, moeten zij het wel aanvaarden, en daarmee maken zij zich op wezenlijke punten monddood tot de volgende verkiezingen.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
03-06-1998

« Terug naar het overzicht