Peronne

'HIER HEBBEN WIJ een fout gemaakt,' zei dr Jay Winter en wees ons op het drietalige onderschrift bij de kaart van het Somme-offensief. Wij zagen haar niet. Er stond dat op de eerste dag van het offensief, 1 juli 1916, zestigduizend slachtoffers waren gevallen. Een bekend cijfer. In elk boek over de Eerste Wereldoorlog kan men lezen dat het Britse leger die dag de grootste verliezen leed uit de geschiedenis van het koninkrijk.

Na de vijf uur durende barrage van de Britse artillerie kwamen de nauwelijks opgeleide vrijwilligers van de New Army om half acht uit de loopgraven. In lange rijen, vertraagd door hun zware bepakking en het feit dat zij helling-op moesten, waren zij opgerukt naar de Duitse linies. Het bombardement had niet genoeg uitgehaald, maar wel elk element van verrassing weggenomen. Ver voordat de Britse infanterie bij de Duitse linies kon aankomen, waren de machinegeweren daar alweer vuurklaar. Bij duizenden werden de Britten neergemaaid. Aan het eind van de dag was er alleen in de zuidelijke sector van het front een geringe terreinwinst geboekt.

De 'slag aan de Somme' zou nog tot in november doorgaan om dan in een onbegaanbare modderbrij te eindigen. Naar schatting waren er toen 420.000 Britten (en Australiers, Canadezen, Indiers, Zuidafrikanen enzovoort) gevallen en ongeveer 200.000 Fransen, zonder dat het tot een doorbraak van de Duitse linies kwam.

'Die zestigduizend, dat is alleen de ene kant,' legde Winter uit. 'Wij zijn vergeten de slachtoffers aan de andere kant erbij te tellen.' De Duitsers hielden stand, maar uiteindelijk ten koste van waarschijnlijk 450.000 man. De fout is nu duidelijk.

Het Historial de la Grande Guerre in Peronne, waarvan Winter een van de directeuren is, is geen gewoon oorlogsmuseum. In de eerste plaats is het geen nationaal museum. Het probeert vanuit Frans, Duits en Brits perspectief een beeld te geven van de Eerste Wereldoorlog. 'Perspectief' slaat hier niet op politieke doeleinden en militaire strategieen, maar op de wijze waarop de oorlog plaats kreeg in het maatschappelijk leven. Want, zo stelt het programma van het Historial, dit was de eerste oorlog waarin de burgers soldaten waren en de soldaten burgers. (Helemaal juist is dat niet, maar het is niet de eerste keer dat wordt vergeten hoezeer de Amerikaanse Burgeroorlog in dit en ander opzicht - de strategische betekenis van treinen - het tijdperk van de moderne oorlogvoering opende.)

Het front van het Historial is de middeleeuwse vesting van Peronne, waar tijdens de 'slag aan de Somme' het Duitse hoofdkwartier was gevestigd. Daarachter gaat het geleidelijk over in een architectonisch zowel van binnen als van buiten zeer geslaagd gebouw, met vier grote, heldere zalen die in niets doen denken aan de met wapens, diorama's, vlaggen en uniformen volgestouwde ruimtes van normale oorlogsmusea.

Opvallend is de wijze waarop de vloeren zelf als tentoonstellingsruimte zijn gebruikt, zowel voor kaarten als voor uitstalkasten van wat Franse, Duitse, Britse en Amerikaanse soldaten aan hadden en bij zich droegen in de loopgraven. Ook dat is, zoals alles in dit museum, een bewuste keus, vertelt Winter. De horizontale opstelling herinnert eraan dat de oorlog zich vooral op (en soms onder) de grond afspeelde. Een onwerkelijk detail zie ik bij de Britse uitrustingsstukken: een ijzeren 'goedendag', compleet met punten op de bol van het slagwapen, bedoeld voor de stille strijd in de loopgraven.

Het effect van dit alles - en daar wekt een afstand van bijna tachtig jaar aan mee - is dat de overeenkomsten in stijl, cultuur en uitrusting tussen de drie strijdende partijen veel groter blijken te zijn dan de verschillen.

De volgende ochtend rijden wij van Peronne naar Bapaume, een provinciale weg die de frontlijn van toen precies kruist. De gedenktekens zijn nog overal te zien in het kale, glooiende land. Links een klein Brits militair kerkhof, ommuurd in het lege landschap als om de bewoners alsnog bescherming te bieden. De grafzerken staan keurig in gelid. Het hele bataljon ligt aangetreden.

Dan Thiepval, een nietig dorpje op een heuvel en een centraal doel in het Britse offensief. Het viel pas op 26 september. Nu staat er een immens monument, ontworpen door Sir Edwin Lutyens, de grote architect van het Britse imperium: hij bouwde New Delhi. Een combinatie van steeds grotere, haaks op elkaar staande triomfbogen leidt de bezoeker uiteindelijk naar een gezicht heuvelafwaarts. Daar marcheerden toen de Britten naar boven. Nu liggen ze er begraven, in bijna dezelfde formaties. De triomfbogen verwijzen niet naar een overwinning, maar naar verlies. In de basis staan naar rang en regiment de duizenden namen gebikt van degenen die in de slag vermist raakten.

Ik voel me steeds beroerder, en niet alleen vanwege de kou, de wind, de regen en de eerste symptomen van wat al snel een kleine voedselvergiftiging blijkt te zijn. Dit zou geschiedenis moeten zijn. De laatste veteranen sterven nu uit. Maar er zijn te veel beelden in het hedendaagse Europa die al weer heel goed corresponderen met die uit dit verleden.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
19-01-1994

« Terug naar het overzicht