Politici zonder partij

DE GROTE PRESTATIE van de blauw-rode coalitie is dat de Nederlandse staat van een politieke gemeenschap steeds meer verwordt tot een besloten vennootschap: de BV Nederland. De voormalige linkse vakbondsactivist Wim Kok ziet zichzelf als 'Chief Executive Officer' (zo noemen ze dat tegenwoordig in de Grote Wereld) van dit bedrijf waar aandeelhouders, of staatsburgers zoals ze vroeger heetten, niets te vertellen hebben.

Het eerste Nederlandse kabinet van sociaal-democraten en liberalen zou een ommekeer in de politieke cultuur bewerkstelligen. Het dualisme tussen Kamer en regering zou eindelijk hersteld worden, nu de confessionelen niet langer hun verstikkende greep vanuit het centrum uitoefenden. Het politieke debat zou gevoerd worden zonder dat de uitslag bij voorbaat vast stond, ministers zouden op hun prestaties en niet op hun partijkleur worden beoordeeld en de volksvertegenwoordigers zouden niet langer grijze muizen zijn, maar praatjesmakende pauwen.

Van de regeringspartijen was het vooral de PvdA die met deze parlementaire pretenties aantrad, zeker na de ingrijpende vernieuwing van de fractie bij de verkiezingen. Die vernieuwing was mogelijk geworden omdat de partij in 1992 tot een radicale wijziging van de kandidaatstelling voor de Tweede Kamer besloot. Vanaf 1969 was deze in de PvdA volledig gedecentraliseerd, dat wil zeggen dat de gewesten van de partij per kieskring bepaalden wie op de lijst kwam te staan. Alleen de lijsttrekker werd centraal aangewezen. Dit systeem werkte niet alleen in de hand dat regionalisme zwaarder woog dan elk ander argument en dat steeds meer gewestelijke bestuursleden tot de Kamerfractie doordrongen, maar ook dat in de aldus samengestelde fractie ieder voor zich moest zien te overleven, liefst ten koste van een ander. Zo werd de fractie steeds meer een verzameling 'tokohouders'.

Zelf ben ik indertijd betrokken geweest bij het opstellen van het voorstel om tot een centrale kandidaatstelling over te gaan en uiteindelijk is dat voorstel door het congres van de PvdA aangenomen. Een belangrijke overweging was dat op die manier de fractie veel meer als een team zou kunnen opereren, omdat niet elk afzonderlijk lid vooral zijn best moest doen om bij zijn gewestelijk bestuur in een goed blaadje te staan.

Drie jaar later moet ik constateren dat van die verwachting niets is uitgekomen. Uit de PvdA-fractie klinkt steeds vaker gejammer over jaloezie en onderlinge concurrentie. Verschillende kamerleden hebben al bekend gemaakt dat ze bij de volgende verkiezingen opstappen en het is opmerkelijk dat dit vooral nieuwkomers zijn, die drie jaar geleden in het kader van de 'vernieuwing' in de fractie terecht kwamen. Een met veel vernieuwingspoeha in de Kamer geparachuteerde aspirant-parlementarier mislukte zozeer dat hij al na drie jaar aan een burgemeestersbaantje geholpen moest worden. Anderen willen wel blijven, maar klagen erover dat van de 'vernieuwing' eigenlijk niets terecht is gekomen.

Zo schreven de kamerleden Adri Duyvestein, Rob Oudkerk en Rick van der Ploeg vorige week in de de Volkskrant een artikel waarin zij zichzelf en degene aan wie zij hun positie te danken hebben uitvoerig op de borst klopten en prezen, maar toch meenden dat er weinig was terecht gekomen van de doelstelling om van de Tweede Kamer een 'forum van maatschappelijk debat bij uitstek' te maken, 'waarin Kamerleden worden aangemoedigd om het debat autonoom en op hoog niveau te voeren'.

Wie al dat geklaag wat nader bekijkt, ziet dat het voor een groot deel toe te schrijven is aan verkeerde verwachtingen. Het kamerlidmaatschap is niet een kwestie van voortdurend op hoog niveau (vanzelfsprekend weergegeven via de televisie) debatteren zonder voorwaarden vooraf. Kamerleden horen in de eerste plaats de regering te controleren. Dat is een karwei dat voor een groot deel juist niet spectaculair is, vaak saai maar politiek van groot belang. Het is opmerkelijk dat de drie vernieuwers in hun artikel deze activiteit neerbuigend afdoen als een bezigheid die de parlementariers maar afhoudt van dat debat. Alsof het nu juist niet hun taak is op basis van die controlerende taak zaken publiekelijk aan de orde te stellen !

De tweede oorzaak van het geweeklaag is dat in de nieuwe politieke cultuur het dualisme tussen parlement en regering inderdaad gestalte heeft gekregen, maar precies andersom dan bedoeld. Niet de Kamer controleert de regering, maar de regering bepaalt de speelruimte (letterlijk) van de regeringspartijen.

Alleen VVD-fractieleider Bolkestein doet daaraan niet mee, maar het is met name de PvdA die het hem kwalijk neemt dat hij autonoom en op niveau thema's aansnijdt waarvan het niet van tevoren duidelijk is wat er de politieke uitslag van zal zijn.

De derde oorzaak is dat de PvdA als partij niet meer bestaat, zodat de fractie een min of meer willekeurige verzameling individuen is, niet gedreven door een gemeenschappelijke politieke doelstelling, noch geworteld in een beweging van min of meer gelijk gestemden.

Wanneer het woordvoerderschap op een bepaald terrein van het ene fractielid op een ander over gaat, betekent dat niet zelden dat de Partij van de Arbeid een heel ander standpunt gaat innemen. Kenmerkend in het betoog van Van der Ploeg c.s. is dat de partij namens wie zij in het parlement zitten er niet in voorkomt. De politiek is zo een zaak voor politici zonder partij geworden.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
02-07-1997

« Terug naar het overzicht