Politiek rouwbeklag over gedane zaken neemt toe

Misstanden in de Nederlandse politiek worden steeds keuriger en uitvoeriger opgeschreven, gedrukt, gebonden en met een lintje versierd. Volgens Paroolcolumnist Bart Tromp is het opmerkelijk dat het verband tussen de oorspronkelijke aanleiding tot het onderzoek en de gevonden resultaten in het algemeen ver te zoeken is.

IN NEDERLAND heeft de laatste tien jaar een eigenaardige vorm van politiek rouwbeklag opgang gemaakt. Dit heeft de vorm aangenomen van een officieel onderzoek naar gedane zaken. Of dat onderzoek nu verricht wordt door een parlementaire enquete-commissie, zoals indertijd bij bouwsubsidies en recentelijk bij de Bijlmerramp, of uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van een bestuurlijke 'zwaargewicht', het patroon is steeds hetzelfde. Eerst is er een incident of een ramp. Vervolgens worden de organisaties die daarmee te maken hebben gehad onder het vergrootglas gelegd.

Wat blijkt dan? Dat in die organisaties allerlei dingen voorvielen die helemaal niet hadden gemogen, althans niet volgens het officiele organisatieschema en de blauwdrukjes van juristen en bestuurskundigen.

Al deze misstanden worden keurig opgeschreven, gedrukt, gebonden en met een lintje versierd. Opmerkelijk is dat het verband tussen de oorspronkelijke aanleiding tot het onderzoek en de gevonden resultaten in het algemeen ver te zoeken is. De voorgestelde remedies (helderder procedures, betere coordinatie, meer adequate communicatie, etc.) zijn zonder twijfel juist. Maar dat zijn ze altijd, in elke organisatie en elk kluwen van organisaties, of er nu wel of niet een ramp is gebeurd. Het zou interessant zijn als bij elk onderzoek naar incidenten of rampen als de Bijlmer en Srebrenica precies zo'n onderzoek zou worden ondernomen bij een gemeente of een ministerie waar niets was misgegaan. Ik durf er een man in een wit pak om te verwedden dat die parallelle onderzoeken precies dezelfde tekorten in de organisatie aan zouden treffen als bij die waar zich een ongeluk had voorgedaan.

Dit doet denken aan een medisch regime waarin mensen elk jaar 'grondig' onderzocht zouden worden. Tien tegen een dat er dan bij vrijwel iedereen iets mis blijkt te zijn. Maar de meeste mensen hebben daar geen last van en genezen ongemerkt; hun problemen beginnen pas als ze behandeld gaan worden voor kwalen waar zij nog geen weet van hadden.

Dit patroon zie ik nu ook weer bij de Zuid-Hollandse bankiersaffaire. Een heel leger 'deskundigen' was terstond in staat om daar de oorzaken van aan te wijzen, nog voor het officiele onderzoek naar de gang van zaken was begonnen.

De diagnose was snel gesteld: het probleem was voortgekomen uit de lage kwaliteit van de leden van Provinciale Staten.

Het hoogste woord in dit opzicht werd gevoerd door de hoogleraar bestuurskunde Derksen. Volgens hem kiezen ambitieuze politici eerder voor de Tweede Kamer of het wethouderschap van een grote stad en zijn Provinciale Staten laatste keus. Hij vond dat 'het te denken gaf' dat de afgetreden gedeputeerde De Jong 'tot tweemaal toe niet in aanmerking kwam voor een nieuwe termijn in de Tweede Kamer'.

Wat in deze redenering opvalt, is dat de bestuurskundige zonder enig argument de oorzaak of schuld van wat er bij het provinciaal bankieren mis is gegaan, wijt aan de veronderstelde gebrekkige kwaliteit van de leden van Provinciale Staten.

Zou hij de Securitel-affaire wijten aan de kwaliteit van de leden van de Tweede Kamer ? Hoe weet hij trouwens dat de kwaliteit van provinciale politici slechter is dan die van gemeenteraadleden of leden van de Tweede Kamer ? Daarover is mij geen bestuurskundig onderzoek bekend. En waarom zijn ambitieuze politici kennelijk kwalitatief beter ?

De uitval naar ex-gedeputeerde De Jong laat zien dat Derksen ook al geen weet heeft van de merkwaardige wijze waarop de kandidatenlijst van de PvdA voor de Tweede Kamer wordt samengesteld, anders zou hij zo'n insinuatie niet voor zijn rekening hebben genomen. Of toch wel ?

Op de kandidatenlijst van de PvdA voor de Tweede Kamerverkiezingen van 1994 mocht De Jong dan in het kader van de 'partijvernieuwing' op een opvolgersplaats terecht zijn gekomen, dat was toch altijd een heel eind boven de voorlaatste plaats, waarop Derksen prijkte. Geeft dat te denken ?

Ook een verstandig man als oud-wethouder, oud-burgemeester en oud-Commissaris van de Koningin Roel de Wit meent kennelijk dat het met de kwaliteit van de provinciale politici slecht gesteld is. Hij beschikt tenminste over eigen ervaringen, maar wat de denken van de remedie die hij aandraagt: dubbelmandaten, Kamerleden en burgemeesters moeten ook zitting kunnen nemen in Provinciale Staten ?

Kwaal

Dit recept gaat ervan uit dat dezen per definitie betere politici zijn, wat mij niet vanzelfsprekend voorkomt. Afgezien van het gevaar van belangenverstrengelingen, zou deze remedie erger dan de veronderstelde kwaal kunnen werken: de kring van bestuurders en politici zou nog kleiner en geslotener worden.

Anderen hebben naar aanleiding van de Zuid-Hollandse affaire voorgesteld om provinciale bestuurders buiten politieke partijen aan te trekken. Die hebben immers steeds minder leden. En nu al wordt door een staatscommissie het D66-voorstel beoordeeld om wethouders van buiten de gemeenteraad te benoemen.

Ik heb dat altijd een onzinnige gedachte gevonden, in de eerste plaats omdat het voorstel volstrekt overbodig is. Elke politieke partij staat het vrij een beoogd wethouder van waar dan ook aan te trekken.

Wie niet aan die voorwaarde wenst te voldoen, zet de kiezer nog verder buiten spel, zonder dat de kwaliteit van het openbaar bestuur daardoor wordt verbeterd. Deze oplossingen passen in de traditie van politiek rouwbeklag.

Ik ben benieuwd of dat straks ook geldt voor het officiele rapport van de commissie onder leiding van oud-minister Van Dijk.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
30-08-1999

« Terug naar het overzicht