Politieke programma's lastig

INMIDDELS beginnen politieke partijen alweer aan nieuwe verkiezingsprogramma's. GroenLinks was het eerst klaar. Deze week verscheen het ontwerp-verkiezingsprogramma van deze partij. Niet echt interessant, want GroenLinks is in het dieventaaltje van de politicologie geen 'relevante partij'. De kans dat de club van Rosenmoller deel uitmaakt van de volgende regering is nagenoeg nul. Het programma van GroenLinks heeft daarom iets wanhopigs: het vertelt wat deze partij zou willen realiseren in de stille wetenschap dat ze daartoe niet in staat is. Maar dat geldt in mindere mate ook voor de vier 'relevante partijen' in Nederland. Ook al komen zij in de regering, dan nog zullen zij hun programma niet kunnen uitvoeren. Geen enkele partij kan immers op eigen kracht het landsbestuur vormen. Bij de vorming van een regeringscoalitie wordt niet alleen over de verdeling van ministersposten onderhandeld, maar worden ook de programma's tegen elkaar afgestreept. Het enige wat van een verkiezingsprogramma in Nederland vaststaat, is dat het niet zal worden uitgevoerd.

Dat weten degenen die die programma's opstellen natuurlijk ook. Daardoor krijgt een verkiezingsprogramma een dubbelzinnig karakter, want het kan altijd op twee manieren worden gelezen. Is het werkelijk een opsomming van wat een politieke partij zou willen doen als zij daartoe door de kiezers in staat wordt gesteld? Of heeft het weliswaar die vorm, maar is er al bij voorbaat wisselgeld in opgenomen met het oog op de onderhandelingen met andere partijen over regeringsvorming?

Toen bij de PvdA in het begin van de jaren tachtig werd voorgesteld in het verkiezingsprogramma op te nemen dat alle zes nucleaire taken van de Nederlandse krijgsmacht zouden worden geschrapt, was bij voorstanders daarvan een belangrijk argument dat onderhandelingen met coalitiepartners dan wel op niet meer dan twee kerntaken zouden uitlopen. Maar dat werd natuurlijk niet hardop gezegd, zelfs niet op partijcongressen waar vrijwel alles hardop werd gezegd.

In feite ligt het nog gecompliceerder. Een verkiezingsprogramma is in eerste instantie inzet van het politieke debat binnen een partij. Het is de neerslag van de interne machts- en krachtsverhoudingen binnen een politieke partij. Dit heeft onvermijdelijk gevolgen voor de interne samenhang van dat programma. Het kan ertoe leiden dat het meer is gericht op de partij dan op de kiezer, maar ook wel dat het dienst doet om zittende bewindslieden uit de wind te houden. Een tijdje geleden vernam ik uit een langdurig radio-interview met de criminologe Junger-Tas dat Wim Kok persoonlijk teksten van haar voor het ontwerp-verkiezingsprogramma van de PvdA had verbeterd.

Pas als de interne partijstrijd in een programma is gekristalliseerd, krijgt het zijn functie in de concurrentie tussen partijen om de gunst van de kiezer. Maar welke is dat precies? In theorie zouden de staatsburgers zich nu met een rood potlood enkele avonden moeten terugtrekken om de verkiezingsprogramma's te lezen, te vergelijken en op grond daarvan een voorkeur te bepalen. Dit is geen gering karwei. Sinds jaar en dag worden die programma's verzameld en in een boek gebundeld, maar dat is dan wel een boek van vijfhonderd bladzijden. Elk verkiezingsjaar worden er zo'n tienduizend van verkocht. Of ze ook gelezen worden, is wat anders. Tienduizend is een indrukwekkende oplage voor een boek over politiek in Nederland. Maar in verhouding tot het aantal kiezers is dit een bijna verwaarloosbaar getal. Wie probeert na te gaan hoeveel programma's de politieke partijen daarnaast zelf drukken en afzetten, komt erachter dat het ook hier om betrekkelijk kleine aantallen gaat. En dat, terwijl de verkiezingsprogramma's in de afgelopen kwart eeuw enorm in omvang zijn gegroeid. Ruw geschat beslaan ze per partij gemiddeld honderd bladzijden en duizend programpunten.

Het is dus onwaarschijnlijk dat meer dan enkele tienduizenden kiezers een of meer verkiezingsprogramma's onder ogen krijgen in verkiezingstijd. Bij de campagne speelt het programma alleen indirect een rol: voor zover politici of de media er stukjes uitpikken en die onder de aandacht van het publiek brengen. Tegen deze tijd is het verkiezingsprogramma van de partij afgenomen en is het bezit geworden van de electorale specialisten die met allerlei technieken uitdokteren wat de beoogde kiezers mooi vinden en vooral: wat niet.

De trend van deze jaren is om het verkiezingsprogramma - als het er al is - zoveel mogelijk buiten beeld te houden. Programma's binden politici en dat is maar lastig. Bij de vorige verkiezingen verklaarde de vorige voorzitter van de PvdA het met veel poeha gelanceerde verkiezingsprogramma Wat mensen bindt al na drie maanden 'uitgewerkt'. Partijleider Kok was twee keer zo genereus en vond het program pas na zes maanden 'achterhaald', zodat het zijns inziens niet nodig was er in de onderhandelingen over het regeerakkoord te veel aandacht aan te besteden.

Wie dit alles in overweging neemt, vraagt zich af waarom politieke partijen weer zo onverveerd aan de opstelling van nieuwe verkiezingsprogramma's beginnen, zonder zich eerst eens af te vragen wat er van de vorige is terechtgekomen.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
03-09-1997

« Terug naar het overzicht