PRESIDENTIELE DEMOCRATIE

Nu de parlementsverkiezingen voorbij zijn, beschikt de Franse president Jacques Chirac over een comfortabele meerderheid in de volksvertegenwoordiging. Zijn partij verwierf 355 van de bijna 600 zetels. Zijn partij, inderdaad. Voor deze gelegenheid en voor niets anders is een nieuwe partij opgericht, die in de plaats kwam van de voormalige gaullisten. De partijnaam omschrijft het voornaamste doel: Unie voor een Presidentiele Meerderheid.

Aan het begin van zijn eerste ambtstermijn beschikte Chirac ook over zo'n ruime parlementaire meerderheid, die de roekeloze president echter verspeelde door vervroegde verkiezingen uit te schrijven. Daarop volgde voor de derde keer in de geschiedenis van de Vijfde Republiek een periode van cohabitation, waarin een rechtse president de macht moet delen met een linkse regering, of omgekeerd. Een recept voor ruzie en stagnatie, want op zo'n situatie is de Franse grondwet niet ingericht. Die heeft Charles de Gaulle indertijd laten opstellen met als doel een sterke president die zijn legitimiteit ontleent aan het feit dat hij rechtstreeks is gekozen en geen verantwoording aan de volksvertegenwoordiging schuldig is. Enkel de regering die hij benoemt, en die niet meer mocht zijn dan het uitvoerend apparaat van de presidentiele macht, is verantwoording schuldig.

Wat is dat voor een democratisch stelsel, waarin een kandidaat voor het presidentschap bij de eerste ronde niet eens 20 procent van de kiezers voor zich weet te winnen, maar waarin zijn partij een paar weken later een ruime parlementaire meerderheid behaalt? (Overigens mede dankzij het feit dat 40 procent van de Franse kiesgerechtigden het niet de moeite waard vond om de gang naar het kieslokaal te maken.)

Wat we hier zien, is de werking van een stelsel van (semi)-presidentiele democratie op z'n slechtst. Niet een partij met een helder programma kandideert een mogelijke president; de zittende president creeert zijn eigen partij om hem onbeperkte politieke armslag te geven. Voordat hijzelf president werd, definieerde Francois Mitterrand dit stelsel als een 'dictatuur in permanentie', om na zijn verkiezing met volle teugen van de voordelen daarvan te profiteren.

Dit alles illustreert hoezeer de uitslag van het democratisch proces wordt bepaald door de wijze waarop het is ingericht. In feite bestaan er maar twee varieteiten van vertegenwoordigende democratie: presidentiele en parlementaire stelsels. In het eerste maakt een rechtstreeks gekozen president de dienst uit; in het tweede berust de wetgevende macht bij een direct gekozen volksvertegenwoordiging.

De Amerikaanse politicoloog van Nederlandse afkomst, Arend Lijphart, heeft de voor- en nadelen van beide stelsels tientallen jaren geanalyseerd. Aanvankelijk onderkende hij aan beide zowel voor- als nadelen. Enkele jaren geleden is hij van dit oordeel teruggekomen. Hij vindt (sinds zijn boek Patterns of Democracy, 1999) dat presidentiele stelsels vanuit democratisch oogpunt in alle opzichten minder goed functioneren dan parlementaire.

Daarvoor voert hij vier argumenten aan. Het eerste is dat in een presidentieel systeem altijd een conflict kan ontstaan tussen de gekozen president en de eveneens rechtstreeks gekozen volksvertegenwoordiging; een conflict dat niet met behulp van een democratisch principe kan worden opgelost. In zo'n situatie komt het vaak voor dat de president zich uitzonderlijke bevoegdheden toe-eigent. Recente voorbeelden bieden Rusland en de Verenigde Staten. Net als Chirac werd president Vladimir Poetin gekozen met behulp van een daarvoor speciaal opgerichte partij en vervolgens heeft hij, net als zijn voorganger Boris Jeltsin, de Doema keer op keer buitenspel gezet. In Amerika gebruikte president George W. Bush '11 september' om zich bevoegdheden toe te eigenen die eigenlijk bij het Congres liggen.

In de tweede plaats is een presidentieel stelsel rigide. Een gekozen president kan niet door de volksvertegenwoordiging tot aftreden worden gedwongen. Hij kan zijn ambtstermijn uitzitten zonder tussentijds politiek tot verantwoording te worden gedwongen. De politiek van de Verenigde Staten heeft ruim een jaar lang stilgelegen vanwege pogingen van de Republikeinen president Bill Clinton weg te werken via het oneigenlijke mechanisme van de impeachment. Deze is niet bedoeld om een politiek geschil tussen president en Congres te beslechten, maar om een president die 'hoge misdaden en vergrijpen' tegen de staat heeft begaan uit zijn ambt te ontzetten. In een parlementair stelsel was in het Congres een motie van wantrouwen ingediend, die dan wel of niet was aangenomen. Dat had geen jaar geduurd.

Ten derde noemt Lijphart het zorgwekkend dat in een presidentieel stelsel de verliezers volledig van politieke macht en verantwoordelijkheid worden uitgesloten, en ten vierde dat in een dergelijk systeem programmatische politieke afwegingen plaatsmaken voor mannetjesmakerij.

Zijn gelijk wordt ondersteund door het gegeven dat de meeste stabiele democratieen een parlementair stelsel hebben. Iets om over na te denken bij de toekomstige politieke inrichting van Europa, waarover nu vergaderd wordt onder leiding van een Franse oud-president.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
06-07-2002

« Terug naar het overzicht