Prettige brutaliteit?
TWEE WEKEN GELEDEN maakte Felix Rottenberg bekend dat hij om gezondheidsredenen niet voor herverkiezing als voorzitter van het bestuur van de PvdA in aanmerking wenst te komen. Een verstandig besluit, gebaseerd op een triest gegeven.
Het werd gevolgd door een in veel opzichten wonderlijke journalistiek, waarbij de Volkskrant wel de kroon spande. Die bracht het nieuws in een zeven-kolomskop als opening op de voorpagina, opende het tweede katern met een paginagroot interview en wijdde aan Rottenbergs vertrek ook nog een hoofdredactioneel artikel. Het Parool kon er trouwens ook wat van. Daar kwam in plaats van verslaggeving een persoonlijke ontboezeming van een oude vriend, die nu politiek redacteur is. Dode staatslieden moeten het meestal met minder doen.
Het merkwaardige aan al die stukken, ook die in andere kranten, was dat er helemaal niets in te vinden was over wat Rottenberg als voorzitter van de PvdA nu feitelijk had gepresteerd. Er werd veel aandacht besteed aan zijn zieleroerselen ('Mijn woede van het begin was hardstikke nodig', luidde de kop in de Volkskrant) en zijn plannen, maar helemaal niets aan wat daarvan is terechtgekomen. In plaats daarvan kwamen vage praatjes over zijn 'verfrissende brutaliteit' en andere kwalificaties van zijn stijl van opereren.
Alleen in het hoofdredactionele commentaar in de Volkskrant werd gewag gemaakt van de 'talloze debacles die de moderne manager Rottenberg op zijn naam mag schrijven'. Het constateerde dat onder zijn voorzitterschap van 'een bloeiend partijleven op lokaal niveau geen sprake was', en dat 'de klachten over de 'elitaire netwerkcultuur', over besluiten die niet worden uitgevoerd, over de interne partijdemocratie die met voeten wordt getreden, te veelvuldig en te consistent zijn om ze te negeren'.
Maar genegeerd zijn ze, ook in de Volkskrant. In de Nederlandse politieke journalistiek is beeldvorming belangrijker dan het constateren van feiten of het onderzoeken van dingen. Daardoor kan geen enkele krantenlezer zich een oordeel vormen over wat vier jaar 'partijvernieuwing' onder het voorzitterschap van Rottenberg de PvdA nu hebben opgebracht.
Zelf heb ik mogen ervaren dat alleen het stellen van die vraag al als spelbederf, zo niet majesteitsschennis werd opgevat - niet alleen binnen de PvdA, maar ook in de politieke journalistiek. Toen ik begin dit jaar de bevindingen van een onderzoek naar de resultaten van de 'vernieuwing' publiceerde, dat tot nogal ontluisterende conclusies kwam, kreeg ik van een ingewijde te horen dat dit niets nieuws was: dit soort dingen was ook wel bekend bij de politieke journalistiek, maar de beoefenaren daarvan konden dat 'nu eenmaal' niet publiceren, want dat zou hun relatie met Rottenberg in het ongerede brengen.
Dat verhaal heb ik nooit geloofd en wel om twee redenen. In de eerste plaats omdat de politieke journalistiek in Nederland nooit echt iets uitzoekt als het gaat om politieke partijen. In de tweede plaats omdat het een valse beschuldiging aan het adres van Rottenberg inhoudt. Iemand als John Jansen van Galen heeft zijn kritiek op het optreden van Rottenberg nooit publiekelijk voor zich gehouden, zonder dat daardoor een eind is gekomen aan hun vriendschappelijke relatie.
Maar goed, als men afgaat op wat daarover in de media is bericht, is de PvdA in de afgelopen jaren 'opener' geworden. Aan het achterkamertjesgedoe is een eind gekomen! Als dat zo is, moet de opvolging van Rottenberg wel een demonstratie van 'vernieuwing' en 'openheid' zijn. Nauwelijks had Rottenberg echter bekendgemaakt dat hij niet opnieuw kandidaat wil zijn, of vice-voorzitter Vreeman maakte al bekend dat hij de vice-voorzitter van de Tweede-Kamerfractie, Karin Adelmund, heeft gevraagd Rottenbergs plaats in te nemen. Onmiddellijk kwam vanuit de partijtop een hele campagne op gang om van deze invitatie een voldongen feit te maken.
Dat is dus de vernieuwde Partij van de Arbeid. Een klein kliekje beroepspolitici maakt onder elkaar uit wie de nieuwe voorzitter van het partijbestuur wordt en zoekt kandidaten alleen in dat eigen kliekje. De PvdA heeft nog 60.000 leden over, maar voor het voorzitterschap en het vice-voorzitterschap komen alleen twee leden van de Kamerfractie (37 leden) in aanmerking. Die willen allebei bovendien hun fractielidmaatschap combineren met hun partijfunctie. In beide gevallen gaat het om parachutisten, die nog geen vier jaar geleden vanuit de vakbeweging op hoge posities in de PvdA werden neergelaten.
Is het met de PvdA nu werkelijk zo erg gesteld, dat er buiten Kamerleden en beroepspolitici geen geschikte mensen te vinden zijn om een vereniging van leden aan te voeren? Als dat zo is, is dat wel het meest vernietigende oordeel over de 'vernieuwing' die die partij de afgelopen vier jaar zou hebben doorgemaakt.
De afgelopen 25 jaar gold in de PvdA dat het Kamerlidmaatschap niet verenigbaar was met het partijvoorzitterschap. De gedachte daarachter was dat het partijbestuur mede tot taak had het functioneren van de Kamerfractie te beoordelen. Ik vond dat overdreven, maar dat ligt anders nu het partijbestuur - onder Rottenberg gereduceerd tot applausmachine - sinds 1992 de kandidatenlijst voor de Tweede Kamer opstelt.
De PvdA wordt echt een frisse, vernieuwde partij als twee fractieleden een doorslaggevende stem krijgen in hun eigen kandidaatstelling en die van anderen. Het meest verontrustende is de vanzelfsprekendheid waarmee zij dit kennelijk ambieren. Gevoel voor verhoudingen, respect voor interne partijdemocratie is hun vreemd. Deze brutaliteit van bonzen is dus het resultaat van Rottenbergs 'vernieuwing'.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 20-11-1996