Problemen der democratie
VORIGE week kwamen in deze krant uitgebreid de verrichtingen aan de orde van de Stichting Politiek Geuzenberaad (opgericht in 1997). Dit is een groep mensen die zich druk maakt over de politieke democratie in Nederland.
De bevindingen van het Beraad hadden in dit verhaal betrekking op Provinciale Staten, het ietwat schimmige bestuurlijke niveau tussen gemeente en Staten-Generaal. De op een na voornaamste vondst: meer dan de helft van de volksvertegenwoordigers hier zijn in overheidsdienst ('ambtenaar'). Dit lijkt echter meer dan het is: in deze categorie vallen bijvoorbeeld ook onderwijzers en pleegzusters, brandweerlieden en ga zo maar door. Het Beraad heeft dan ook een aparte optelling gemaakt van statenleden die dubbele belangen hebben, omdat ze enerzijds volksvertegenwoordiger op provinciaal niveau zijn, anderzijds een ambtelijke functie bij gemeenten, waterschappen of ander publieke bestuursorganen vervullen. Volgens zijn berekening is dat meer dan een kwart.
Belangenverstrengeling is een ernstige zaak en het is de verdienste van de Stichting dat zij de mogelijkheid en waarschijnlijkheid ervan in kaart heeft gebracht. Maar meer ook niet. In het hele verhaal ben ik geen enkel voorbeeld van belangenverstrengeling tegengekomen.
Het Beraad houdt het er bij monde van voorzitter George Blom op dat 'ambtenaren' niet geschikt zijn als volksvertegenwoordiger. Zij maken immers deel uit van het overheidsapparaat dat zij in hun rol als volksvertegenwoordiger moeten controleren.
Een dergelijke opvatting leidt, doorgeredeneerd, tot de slotsom dat wie in overheidsdienst verkeert het passief kiesrecht ontzegd dient te worden. Of - zwakkere versie - dat het percentage ambtenaren in Provinciale Staten niet hoger mag zijn dan dat onder de kiezers.
Beide opvattingen roepen grote vragen op. De eerste zou niet alleen een groot deel van de burgers het passief kiesrecht ontnemen, maar ook tot een aanhoudende discussie leiden over wie wel of niet 'overheidsdienaar' is. Hoogleraar wel, brandweerman niet, enzovoort.
De tweede opvatting zou de vraag oproepen naar de criteria van representativiteit. Moeten beroepen evenredig zijn vertegenwoordigd in een lichaam als Provinciale Staten; lokale gemeenschappen, mannen en vrouwen, inkomenscategorieen, religies, etnische groepen of wat dan ook.
De Stichting Politiek Geuzenberaad gaat er zonder meer vanuit dat ambtenaren die in Provinciale Staten zijn gekozen daar de belangen behartigen van de bureaucratie waarvan zij deel uitmaken. Maar waarom zou dat niet ook zo gelden voor een volksvertegenwoordiger die werkt bij een particuliere onderneming?
Dit zijn vragen die terug wijzen naar de klassieke opvattingen over democratie en representatie. In de klassieke democratie-theorie, die van sommige Griekse stadstaten als Athene, was deelname aan democratie voorbehouden aan degenen die er geen particulier voordeel aan konden ontlenen. Veelal waren dat mensen die rijk genoeg waren om ongestoord tijd te besteden aan de publieke zaak. De hedendaagse klacht dat er in de politiek zo weinig mensen afkomstig zijn uit het bedrijfsleven, krijgt zo een andere inhoud. Ondernemingen zijn hoe langer hoe meer 'gulzige instituties' geworden. Zij laten hun werknemers steeds minder ruimte om naast hun arbeid andere dingen te doen.
Los daarvan kent Nederland alleen op overheidsniveau regelingen die degenen die 'in de politiek gaan' een terugkeer op hun oude niveau garanderen. Het is dus niet verwonderlijk dat men zoveel 'ambtenaren' in Provinciale Staten aantreft. De Stichting legt ter verklaring wel heel eenzijdig de nadruk op de 'natuurlijke' verbinding tussen ambtenarij en politiek. Die is er, en dat is helemaal niet goed voor de politiek.
Politiek denatureert daardoor tot aanhangsel en sluitstuk van bestuurlijke processen. In plaats van deze te ontregelen door er de voosheid van aan te tonen of er de als techniek vermomde politieke keuzen in te ontmaskeren.
Een voorbeeld. De Betuwelijn zou alleen maar aangelegd worden als er voldoende particuliere investeerders voor te vinden waren. Niemand meldde zich. Minister Netelenbos verklaarde vervolgens flink dat die particuliere investeerders dan wel achteraf zouden komen. Dit is nooit gebeurd en nu blijkt dat er zelfs geen particulier bedrijf te vinden is dat de exploitatie van de Betuwelijn interessant acht. Het duurste infrastructurele project van na de oorlog loopt uit op een ramp voor de Nederlandse belastingbetaler.
Diens belangen worden niet behartigd door de grote partijen in de Kamer. Daarbij maakt het echter niets uit of de volksvertegenwoordigers met dit dossier uit de ambtenarij afkomstig zijn of juist niet. Toch vind ik dat de Stichting Politiek Geuzenberaad een nuttige bijdrage aan het debat levert. Dit debat is al te lang gedomineerd door de vraag hoe het kiesstelsel in elkaar zou moeten zitten en welke publieke functie (burgemeester) rechtstreeks moet worden gekozen. Het werkelijke debat zou moeten gaan over wie er in aanmerking kan komen om op welke wijze dan ook gekozen te kunnen worden, als Kamerlid, burgemeester of raadslid. En over de belemmeringen die een kandidatuur in de weg staan.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 21-06-2000