PvdA-bonzen zijn bang voor leden

Democratie is niet voor bange mensen. Dat geldt ook voor partijdemocratie, meent Bart Tromp. In plaats van gepraat over vernieuwing moet de controle op de partijbonzen worden vergroot. En waarom werd het onafhankelijke opinieblad Voorwaarts de nek omgedraaid?


Inmiddels is de voorzittersstrijd in de PvdA beslecht. De ’neefjes van Rottenberg’ hebben het afgelegd tegen ’het nichtje van Tromp’. Deze laatste omschrijving van Marijke van Hees, die zaterdag tot voorzitter van het partijbestuur van de PvdA werd gekozen, is afkomstig van Felix Rottenberg.


Hij introduceerde haar op de avond voor het congres in zijn column in Het Parool, als onderdeel van een wanhoopsoffensief. Tegen die tijd was het al zeer twijfelachtig of de gladde en inhoudsloze reclamecampagne van Lennart Booij en Erik van Bruggen, pas actief in de PvdA nadat ze door Rottenberg aan een baantje op het partijbureau waren geholpen, succes zou boeken.


Ondanks de onbetamelijke en al even inhoudsloze steun (’Ze zijn jong’ was het enige argument van een aantal partijbonzen in Forum van 20 februari) van het partij-establishment, dat na afschaffing van de gedecentraliseerde kandidaatstelling voor de Staten-Generaal vrijwel niets meer met de PvdA als organisatie te maken heeft en evenmin een boodschap.


De voorzittersstrijd was even inhoudsloos als die tussen Max van den Berg en Wim Meijer twintig jaar geleden. Dit was maar goed ook, want het is voor een politieke partij desastreus als haar koers en organisatie daarvan af zouden hangen. De PvdA moet deze les nog altijd leren, nadat zij in 1992 Felix Rottenberg, en op zijn bagagedrager zijn bekeerde tegenkandidaat Ruud Vreeman, als ’vernieuwers’ binnenhaalde.


Dat zeven jaar later alle heil weer van de keuze van een voorzitter - niet van de partij, maar van het partijbestuur - wordt verwacht, demonstreert de mislukking van de toen begonnen partijvernieuwing. Het resultaat daarvan zou toch een revitalisering van de partij moeten zijn geweest.


Kennelijk is dat niet het geval als kandidaten voor het voorzitterschap, die zelf jarenlang als partijfunctionaris (Booij en Van Bruggen) of Van Hees (partijbestuurslid) rechtstreeks bij die ’vernieuwing’ betrokken waren, hun campagne baseren op de kreet dat de PvdA ’vernieuwd’ moet worden.


In die zin had Arie de Jong volstrekt gelijk toen hij in Forum van 13 februari stelde dat de PvdA niets heeft aan mensen die ’als mantra elke dag uitroepen dat vernieuwing nodig is’.


De Jong constateerde ook dat alle borstklopperij over ’partijvernieuwing’ geen moderne partij-organisatie heeft opgeleverd die de PvdA zowel doet wortelen in de samenleving als democratische besluitvorming in eigen gelederen garandeert. Daarom stelde hij onder andere de instelling voor van een verenigingsraad, bestaande uit vertegenwoordigers van afdelingen, om een verbinding te leggen tussen partijtop en leden; ook om een zekere binding tussen Kamerleden en de partij tot stand te brengen. Deze ontbreekt nu geheel, door de wijze waarop na 1992 de centrale kandidaatstelling voor Eerste en Tweede Kamer is ingevoerd.


In Forum van 18 februari wordt daarop met afschuw gereageerd door Pieter Hilhorst, politicoloog, (verbonden aan De Balie) en Tessel Schouten, coördinator van het PvdA-ledenblad Pro (en daarvoor secretaresse van Rottenberg, bij de Balie en daarna bij de PvdA). Verenigingsraad? ’Een democratie van apparatsjiks is een nachtmerrie van voorbije tijden’.


Niettemin accepteren zij De Jongs diagnose dat het in de PvdA mis is met de verhouding tussen partijtop en leden. Zij onderkennen eveneens dat van een serieus politiek debat in de PvdA al jaren lang geen sprake meer is. ’Politiek moet meer zijn dan het inventariseren van leuke ideetjes. Het gaat om het productief maken van politieke tegenstellingen. En dat is nu in de PvdA taboe.’


Een rare uitkomst van de ’vernieuwing’ die zij in datzelfde artikel bejubelen: ’Felix Rottenberg heeft de partij opengegooid, hij heeft de partijraad afgeschaft en geëxperimenteerd met nieuwe vormen van debat om de partij weer aantrekkelijk te maken. Dat is aardig gelukt.’


Het een is niet met het andere te rijmen. De werkelijkheid is dan ook een andere. Rottenberg heeft de partijraad helemaal niet afgeschaft. Dat heeft het congres van de PvdA gedaan voordat hij tot voorzitter werd gekozen, evenals het toen een aantal andere aanbevelingen uit het reorganisatie-rapport Een partij om te kiezen (uit 1991) heeft aangenomen. De doelstelling van dat rapport was de PvdA meer open en meer democratisch te maken.


Als een van de auteurs betreur ik het dat deze aanbevelingen bij de zogenaamde ’vernieuwing’ van de jaren negentig grotendeels zijn genegeerd en voor een ander deel, zoals De Jong ook al opmerkte, heel selectief zijn uitgevoerd.


Ons voorstel de partijraad af te schaffen, omdat deze niet voldoende democratisch was, ging bij voorbeeld gepaard met het voorstel de controlerende bevoegdheden van partijcongres en partijbestuur uit te breiden, en om op een termijn van enkele jaren over te gaan tot afschaffing van een volledig betaalde voorzitter van het partijbestuur. Daarvan is niets uitgevoerd.


Het referendum, de panacee waar Hilhorst en Schouten mee aankomen, kan zeker deel uitmaken van een democratisering van de partij. Maar is op zijn best een uitzonderlijk middel van besluitvorming en in de tweede plaats veronderstelt het - dat geven Hilhorst en Schouten impliciet toe - een publiek debat binnen de PvdA dat nu niet alleen ontbreekt, maar ook vrijwel onmogelijk is.


Onmogelijk, onder andere vanwege het ontbreken van een door een onafhankelijke redactie geleid partij-orgaan, dat alle, of zoveel mogelijk leden bereikt en als discussieplatform dienst doet. In de jaren tachtig had de PvdA een veertiendaags opinieblad, waarop uiteindelijk zo’n dertigduizend partijleden zich vrijwillig abonneerden, tot het door een angsthazerige partijleiding de nek werd omgedraaid.


Niets weerhoudt een nieuw partijbestuur ervan om tot herstel van deze vorm van openbaarheid over te gaan, al was het alleen maar als teken dat het niet zo benauwd is voor partijdemocratie als zijn recente voorgangers.


Tenslotte: waarom beschrijven Hilhorst en Schouten mij in hun bijdrage als ’de zichzelf partij-ideoloog noemende Bart Tromp’? Ik heb dat nooit gedaan.

BART TROMP in de Volkskrant van 23-02-1999

Bart Tromp is medeauteur van het PvdA-rapport Een partij om te kiezen. Partijvernieuwing en PvdA, juli 1991.


Naschrift: Secretaresse

In mijn bijdrage ’PvdA-bonzen zijn bang voor leden’ (Forum, 23 februari) heb ik ten onrechte vermeld dat Tessel Schouten niet alleen secretaresse was van F. Rottenberg toen deze voorzitter van het partijbestuur van de PvdA was, maar ook toen deze directeur van De Balie was.

Bart Tromp: Brief in de Volkskrant van 10-03-1999,

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
De Volkskrant
Datum verschijning
10-03-1999

« Terug naar het overzicht